Het Valchiavenna is het dal van de rivier de Mera, die vanuit de Alpen in zuidelijke richting stroomt en uitmondt aan de noordpunt van het Comomeer. De belangrijkste plaats is Chiavenna, aan de voet van de Alpen. Bij dit dorp beginnen twee routes naar Zwitserland, één over de Splugapas, de ander over de Maloja en Julierpas. Rond Chiavenna en de verschillende zijdalen spelen talloze legendes, waarvan je er hier een kan ontdekken.
Het valt op dat er veel verhalen zijn waarin heksen of duivels een rol spelen. Dit komt ons nu ongeloofwaardig over, maar voor de mensen in die vroegere eeuwen was dit niet het geval. Heksenvervolgingen (inquisitie) vonden in dit hele gebied veelvuldig plaats. Talloze vrouwen eindigden dan ook op de brandstapel.
Het Val Codera is te bereiken over een voetpad vanuit Novate Mezzola. Er loopt alleen een voetpad naar het dal en deze slechte bereikbaarheid maakt dat het slechts dun bevolkt is. Toch spelen er onder de bevolking diverse legendes, waarvan we er hier één zullen vertellen. Het betreft een mysterieuze figuur die wel de naam Valfubia heeft gekregen. Het is een onguur type dat ergens in de omgeving van de buurtschappen Cola en San Giorgio di Cola in een verborgen grot woont, bij het voetpad tussen de twee gehuchten.
Degenen die hem ooit gezien hadden, beschreven hem als iemand die op een vreemde manier gekleed ging, heel anders dan de boeren: hij droeg een zwart jack op een bruine broek en laarzen. Soms hoorde men alleen het geluid van hem, het geritsel van boomtakken en bladeren, dat de mensen schrik aanjoeg. Soms vermoedde men zijn aanwezigheid wanneer de wolven, zijn vrienden, in de nachten bij volle maan hun gehuil lieten horen. De man lag altijd op de loer naar voorbijgangers, die hij lastigviel. Hij liet bijvoorbeeld stenen in hun richting rollen of liet ze schrikken door plotseling tevoorschijn te komen. Ja men zei zelfs dat hij mensen beroofde en misschien zelfs vermoordde!
Tenslotte joeg hij de mensen zoveel angst aan dat men, als de avond begon te vallen, het huis niet meer durfde verlaten, maar zich afsloot, de deur op slot deed en schrok van ieder geluid boven het plafond of bij de huisdeur.
Zo kon het niet langer doorgaan en men besloot daarom tot een echte jacht, waaraan alle mannen uit de twee plaatsjes zouden deelnemen en zelfs enkele moedige vrouwen. Onder het licht van de maan en de meegebrachte lantaarns en gewapend met knuppels van kastanje hout, doorzochten ze de bossen in de omgeving. Tenslotte werd hun volharding beloond, want tussen de bomen verscheen de schaduw van de gevreesde man. Daarop werd hij met de knuppels verjaagd uit het dal om nooit weer terug te komen. Van hem restten alleen tijdens noodweer klagende geluiden uit de diepte van het dal. Maar sinds die tijd hoefde niemand ooit meer bevreesd te zijn.