
Mythen en sagen vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
In het Valsassina (*) leefden in de Middeleeuwen acht broers, die sterk aan elkaar gehecht waren.
Toen een van hen door een ziekte overleed, waren de broers diep geroerd en besloten ze om kluizenaars te worden. Ieder van hen zocht een afgelegen plek in de omringende bergen. Ze bouwden daar een hut waar ze goed beschermd waren tegen de weersomstandigheden en die ze als een kapelletje inrichtten.
Deze kapelletjes kregen van de bevolking ieder de naam van de kluizenaar die daar woonde: San Sfirio, de oudste van de broers, koos de top van de Legnoncino op 1774 m hoogte, San Calimero vond een plaats boven Pasturo, Sant’Ulderico op de zuidhelling van de berg Muggio op 1392 m, San Grato in het Val Muggisca, San Fedele in een bos in de buurt van Casargo en San Defendente in het gebied tussen Esino Lario en Perledo. Dan was er nog een zuster, Santa Margherita, die zich vestigde op een vlak deel van het dal zodat ze vandaar uit ieder van haar broers kon bezoeken.
De kluizenaars hadden ook een manier gevonden om met elkaar te communiceren: iedere nacht maakten ze een vuur waarmee ze elkaar begroetten en waarmee ze de bewoners van de dalen geruststelden. De vuren waren ook een vorm van gebeden voor het zielenheil van de bewoners.
*Het Valsassina is een bergdal ten oosten van het Comomeer. Het hoofddal is uitgesleten door de rivier de Pioverna die ontspringt op de Cima di Muschiada. De Colle di Balisio is het hoogste punt van de dalbodem en ligt op zo’n acht kilometer ten noorden van de stad Lecco.
