
Mythen en sagen vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.

Men zou de kerk van San Carlo eigenlijk moeten ontdekken op een nacht bij maanlicht. De wind moet over de bergen waaien, krachtig maar niet stormachtig en men moet geen menselijke stemmen horen, zodat alles verlaten schijnt. Ver weg misschien het geluid van de steenuil. De klokkentoren lijkt fosforescerend en schijnt te bewegen onder de bries. Op zo’n nacht zou men de tragische geschiedenis van Erilla en prins Ruggero opnieuw kunnen beleven.
Ze waren geliefden zoals slechts aan weinigen gegund is en hun liefde was vervuld van edele gevoelens. Toch vertrok op een dag Ruggero uit Menaggio en Erilla zei tegen hem: “zweer dat je me niet ontrouw zult zijn, of de golven van het meer zullen mijn graf zijn”. En Ruggero, met de laatste kus, zwoer haar zijn eeuwige trouw. Vele seizoenen gingen voorbij en de prins verdwaalde in een nieuwe liefde. Tenslotte kwam hij terugvaren naar zijn geboorte paleis, zijn nieuwe echtgenote met zich meevoerend. Het volk stond juichend op het strand en strooide rozenblaadjes over het meer.
Ruggero zag de oever naderbij komen en glimlachte gelukkig. Daarna werden zijn ogen naar het groene water van het meer getrokken: hij keek en versteende – tussen het golvend wier ontwaarde hij de lieflijke Erilla, tragisch visioen van de dood. Een schreeuw die door de bergen werd weerkaatst, ontsnapte aan zijn borst en het bruiloftsfeest veranderde in een begrafenis van het ongelukkige meisje.

De versierselen en bloemenkransen in het dorp werden weggehaald en de droeve zwarte kleden opgehangen en de klokken luidden luguber. Op de baar, bedekt met viooltjes liet men Erilla in het graf neer en schril klonken de weeklachten van het rouwende volk. Ruggero vluchtte weg en zag zijn geboortegrond nooit weer terug.
Maar in maanverlichte nachten kan de tragische geschiedenis weer opleven onder het gekreun van de wind. Rond de kerk van San Carlo vloeien de schaduwen samen tot een vage gelijkenis met de bruine haren omgeven door wier.
