Mythen, sagen en legendes vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
Nadat de toren door de mensen werd opgegeven vestigde zich daar, naar men zegt, een duivel. Een duivel die door zijn grote omvang iedereen angst aanjoeg. Iedereen, behalve een groepje durfallen die de gevreesde duivel wel eens duidelijk zelf wilden zien. Daarom klommen ze op een dag naar de toren, besloten om te zien of de duivel werkelijk wel zo boosaardig was als werd gezegd.
Maar de duivel verscheen niet, scheen er niet te zijn, zelfs zijn schaduw niet. Tot ze plotseling een onverwacht rumoer hoorden dat binnenuit de toren kwam. Dat was beslist de duivel, die helemaal niet zo moedig was als men dacht, maar zich uit angst verborg binnen de toren.
Toen hij begreep dat hij ontdekt was, vluchtte hij naar buiten en rende door paniek gegrepen als een gek weg. Struikelend stootte hij met zijn neus tegen de hoek van de toren die door de klap afbrokkelde. De mannen gingen achter hem aan en de duivel bedacht dat hij zich beter in veiligheid kon stellen door terug te gaan naar de toren.
Door zijn angst kregen de achtervolgers juist meer moed en begonnen ze tegen de muren te slaan in hun poging hem uit de benedenverdieping te verjagen. Terwijl de stenen omlaag begonnen te vallen, deed de duivel een laatste poging zich te redden. Hij begon als een gek te graven en maakte razendsnel een diepe gang, net op tijd om te voorkomen dat hij onder de vallende stenen werd bedolven. De gang liep ondergronds naar Castelasc: vandaar vluchtte hij en raakte men zijn spoor kwijt want hij kwam nooit meer terug in dit gebied.
Deze legende komt uit het boek “Chiuro” van F. Monteforte en E. Faccinelli; Ed. Gemeentelijke Bibliotheek van Chiuro, 1989.
