Politieke moorden in Italië: Gaetano Bresci vermoordt koning Umberto I (1900)

Gaetano Bresci
Gaetano Bresci

Anarchist Gaetano Bresci vermoordt Koning Umberto I van Italië

Gaetano Bresci (Prato, 10 november 1869 – Ventotene, 22 mei 1901) was een Italiaanse anarchist, moordenaar van de koning van Italië Umberto I. De vorst was eerder al aan twee aanvallen ontsnapt.

Vroege jaren

Gaetano Bresci werd geboren in Coiano, een gehucht van Prato, op 10 november 1869, als zoon van de boeren Gaspare Bresci en Maddalena Godi. De Godi’s waren een eenvoudig gezin, maar niet behoeftig. In 1900 was zijn broer Angiolo een luitenant van het Koninklijk Leger bij het Caserta artilleriekorps, terwijl een zuster trouwde met een ervaren meubelmaker uit Castel San Pietro Terme. Hij begon als tiener te werken in een spinnerij en kwam in contact met de politieke wereld. Op 15-jarige leeftijd, toen al een geschoolde arbeider, trad hij toe tot een anarchistische club in Prato. In 1892 werd hij veroordeeld tot 15 dagen gevangenisstraf wegens belediging en ongehoorzaamheid aan de politie die op het punt stonden een bakker een boete op te leggen wegens het openhouden van de winkel na sluitingstijd.

Koning Umberto I

Bresci ontving eind 1896 amnestie en verhuisde naar Ponte all’Ania, waar hij werk vond als arbeider in een wolfabriek. Hij begon een relatie met een collega, Assunta Righi, al echtgenote en moeder van drie kinderen, en maakte haar zwanger. Wellicht om de plichten van het vaderschap te ontlopen, besloot hij te emigreren naar de Verenigde Staten van Amerika. Gaetano vestigde zich op 29 januari 1898 in Paterson (New Jersey).

Daar vond hij werk in de textielindustrie als zijdedecorateur in de fabriek van Hamil en Booth. Bresci bezocht de anarchistische gemeenschap van Italiaanse emigranten. Hij verschilde in die zin van de gemiddelde Italiaanse immigrant doordat hij vloeiend Engels sprak, een camera bezat (een echte luxe voor die tijd) en veel interactie had met de Amerikaanse gemeenschap.  Dit stond in schril contrast met veel Italiaanse immigranten, vooral de eerst gearriveerden die, om verschillende redenen, vaak samenhokten in één wijk. Bresci werd beschouwd als een rokkenjager. Niet voor niets was zijn bijnaam in Italië “paino” of “elegantone”.

In de Verenigde Staten van Amerika huwde hij de Ierse Sophie Knieland, met wie hij zijn dochter Madeline kreeg. Ook zij zou later overtuigd anarchist worden. Ze zal na de dood van haar vader de strijd voor een beter leven voortzetten voor de operai di Paterson. Tijdens zijn verblijf in de Verenigde Staten van Amerika hoorde Gaetano Bresci van de meedogenloze repressie in 1894 van de Siciliaanse fascisten door de regering Crispi en van de volksopstanden van 1898. Vooral in Milaan, door een prijsstijging van meel en brood kwamen de mensen in opstand, en deze sloeg de regering met veel geweld neer. In dat jaar, ongeveer veertig jaar na de annexatie van Lombardije bij het toekomstige Koninkrijk Italië, was de economische situatie ernstig, zo erg zelfs dat in die veertig jaar ongeveer 519 000 mensen uit Lombardije emigreerden.

De koningsmoord

Prent uit de La Domenica del Corriere met de moord op Umberto I

Gaetano Bresci, die een tweede dochter kreeg, Muriel, was van plan het bloedbad in Milaan te wreken. Hij besloot daarom terug te keren naar Italië met als doel koning Umberto te vermoorden, om hem zo maximaal verantwoordelijk te houden voor die tragische gebeurtenissen. Op 27 februari 1900 kocht hij een Harrington and Richardson 5-schots revolver. Op 17 mei 1900 voer hij van New York naar Italië aan boord van het stoomschip Gascogne. Toen hij eenmaal in Italië was aangekomen, trainde hij bij de Tiro a Segno Nazionale in Galceti (Prato).

Bij het verlaten van zijn geboortedorp legde hij een reeks etappes af, nauwgezet gerapporteerd in de officiële documenten van zijn proces. Eerst ging hij naar Castel San Pietro Terme waar zijn zus woonde. Daarna achtereenvolgens naar Bologna, Piacenza en tenslotte naar Milaan. Hier huurde hij een kamer in via San Pietro all’Orto 4. Na een paar dagen ging hij naar het nabijgelegen Monza, waar hij een kamer huurde in via Cairoli, vlakbij het treinstation. In de stad Brianza wist hij dagenlang de bewegingen en gewoonten van de soeverein te bespioneren, die op zomervakantie was in de nabijgelegen Villa Reale in Monza.

Op de avond van zondag 29 juli 1900, kort na 22.00 uur, doodde Bresci in Monza de koning van Italië Umberto I van Savoye. Hij schootj drie of vier revolverschoten op hem af. De vorst was immers per koets teruggekeerd naar zijn residentie in Monza na een gymnastiekevent te hebben bijgewoond, gevolgd door een prijsuitreiking in de sportclub “Forti e Liberi”. Bresci zelf beweerde drie keer te hebben geschoten. Historische bronnen houden het nu eens op drie, dan weer op vier. Naast de drie in het lichaam van de koning zou men een vierde kogel hebben gevonden in de koets. De kogels raakten de monarch in schouder, long en hart. Enkele seconden later verloor hij het bewustzijn en stierf. De koningsmoord, vereeuwigd in een beroemde tafereel door de schilder Achille Beltrame voor La Domenica del Corriere, vond plaats onder de ogen van de juichende bevolking die de vorst begroette.

Arrestatie

Bresci tijdens zijn overbrenging naar de rechtszaal

Bresci’s woorden kort na zijn arrestatie: «Ik heb het staatshoofd aangevallen omdat hij verantwoordelijk is voor alle bloedige slachtoffers van het systeem dat hij vertegenwoordigt en heeft verdedigd. Ik heb dit plan bedacht na de bloedige repressie die plaatsvond op Sicilië na de staten van beleg die waren uitgevaardigd bij koninklijk besluit. En na de andere repressies van 1898, nog talrijker en barbaarser, opnieuw na de staten van beleg die werden uitgevaardigd met een koninklijk besluit.”

Bresci liet zich zonder verzet door carabinieri-maarschalk Andrea Braggio gevangennemen. Het was deze carabiniere  die Bresci redde van de lynchpartij waaraan de woedende menigte hem wou onderwerpen. Kort daarna verklaarde hij: «Ik heb Umberto niet vermoord. Ik heb de koning vermoord. Ik heb een principe gedood “. De koningsmoordenaar werd berecht voor koningsmoord en veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. Tijdens het proces werd hij bijgestaan door advocaat Francesco Merlino.

Nochtans had Giovanni Passannante, die eerder een (mislukte) aanslag pleegde op de vorst, 22 jaar eerder wél de doodstraf gekregen (1878). De straf werd vervolgens omgezet in levenslange gevangenisstraf dankzij de door koning Umberto verleende gratie. Ten tijde van de koningsmoord door Bresci in Monza (1900) was de doodstraf al afgeschaft. In tegenstelling tot wat er was gebeurd voor Passannante, verklaarde criminoloog Cesare Lombroso overigens dat er bij Bresci geen tekenen van pathologie of criminele eigenschappen waren (volgens de twijfelachtige criminologische wetenschap van die tijd). Het argument was dat “de dwingende oorzaak ligt in de zeer ernstige politieke omstandigheden van ons land”.

Opsluiting

Gaetano Bresci werd eerst opgesloten in de gevangenis van San Vittore in Milaan. Onmiddellijk na het proces ging het naar de gevangenis van Forte Longone, in Porto Azzurro, op het eiland Elba, in een van de twintig afzonderingscellen. Op 23 januari 1901 om 12.00 uur werd Bresci, na een overtocht over zee  opgesloten op zijn finale bestemming. Om hem ter plaatse te kunnen controleren, bouwde men voor hem een ​​speciale cel van drie bij drie meter, zonder meubilair, in de gevangenis van Santo Stefano, nabij Ventotene (Pontine-eilanden). Zijn registratienummer was 515.

Bresci droeg het uniform van levenslange gevangenen met zwarte insignes, die de daders van de ernstigste misdaden aanduidden. Zijn voeten waren met kettingen vastgebonden en hij mocht een uur wandelen op een geïsoleerd terras. Dit terwijl de andere gevangenen, die elders ‘gelucht’ werden, in de cellen waren, om mogelijke communicatie met hen te vermijden. Elke dag kreeg hij het eten waar hij recht op had: een kom magere soep en een brood. Hij had het recht om boodschappen te doen in de winkel, maar maakte zelden gebruik van deze concessie. Van de zestig lire die bij de regering voor levenslange gevangenisstraf was gestort door zijn vrouw uit de Verenigde Staten slaagde hij erin daarvan minder dan tien uit te geven.

Het gedrag van de gedetineerde werd als rustig en normaal beoordeeld. Bresci kreeg bezoek van de gevangenisaalmoezenier, Don Antonio Fasulo, maar hij deed afstand van de troost van het gesprek. Hij kreeg een bijbel, die hij van tijd tot tijd raadpleegde, en uit de schaarse boeken die de gevangenisbibliotheek ter beschikking had (bijbels, een kopie van het leven van de heiligen en een paar woordenboeken) koos hij een Italiaans-Frans woordenboek. Dit boek zal men open vinden op de middag van 22 mei 1901, wanneer de directeur van de gevangenis zijn dood vaststelt.

Dood

Zelfmoord(?) van Bresci in de gevangenis

Op 22 mei 1901 stelde men de dood vast van gevangene Gaetano Bresci. Om 14:55 ontdekte de cipier Barbieri, die hem bewaakte, Bresci. Hij was enkele minuten weggegaan. Bresci had zich verhangen aan het rooster met behulp van een handdoek of, volgens anderen, een laken. Zowel de directeur van de gevangenis, Cavalier Cecinelli, als de dokter waren snel ter plaatse, maar alleen om de dood vast te stellen. Bresci had de dagen daarvoor geen tekenen van depressie vertoond, noch van zelfmoordneigingen. De omstandigheden van zijn dood wekten onmiddellijk verbijstering. Geruchten circuleerden eerst van cel tot cel, daarna ook buiten de penitentiaire inrichting.

Die geruchten gingen als volgt. Drie bewakers zouden de cel zijn binnengedrongen. Ze zouden Bresci hebben geïmmobiliseerd door een deken over hem te gooien, en dan zouden ze hem met stokken hebben afgeslacht. In gevangenisjargon heet deze behandeling “Sint-Antonius”, met als doel opstandigen te straffen. Sandro Pertini, een gedetineerde in de gevangenis van Santo Stefano tijdens de fascistische periode, beweerde dat Bresci op deze manier was vermoord. Volgens de artsen die de autopsie uitvoerden, was het lichaam in staat van ontbinding. Daarom lijkt het onwaarschijnlijk dat hij slechts 48 uur eerder was overleden. Er zijn ook onduidelijkheden over de plaats van begrafenis: volgens sommige bronnen begroef men Bresci samen met zijn persoonlijke bezittingen op de begraafplaats van Santo Stefano. Volgens andere hypothesen gooide men zijn lichaam daarentegen in zee.

Veel graven op de begraafplaats van de gevangenis hebben geen naam, hoewel later nieuwe platen werden aangebracht. Een van de houten kruisen is geïdentificeerd als het graf van Bresci. Het enige wat nog van hem overbleef waren de revolver waarmee hij de koningsmoord pleegde, de camera samen met de reagentia om foto’s te ontwikkelen en twee koffers met in beslag genomen persoonlijke bezittingen van zijn gehuurde kamer in Milaan. Deze vondsten liggen in het Criminologisch Museum van Rome.

Na zijn dood

Net als bij zijn voorgangers in aanslagen, Passannante en Acciarito, arresteerde men alle beste vrienden en familieleden van Bresci  in een poging te bewijzen dat de koningsmoord geen individueel plan was, maar een enorm internationaal anarchistisch complot. De politie van Paterson in de USA werd ook gemobiliseerd om dit complot te demonstreren. Zij vonden absoluut niets, alleen bewijs dat anders aangaf. Een van Bresci’s broers moest zijn achternaam veranderen. De andere broer werd vele malen gearresteerd en tot zelfmoord toe vervolgd. De echtgenote in de Verenigde Staten veranderde de achternaam van de twee dochters.

Jarenlang waren er herhaalde arrestaties bij familieleden, kennissen, oud-collega’s en voormalige buren. Een canon van Prato besmeurde Bresci’s doopakte met beledigende zinnen. Decennialang ging geen enkel lid van de koninklijke familie naar Prato. In 1934, 34 jaar na de aanval, woonde Vittorio Emanuele III, op doortocht door Prato, de inhuldiging van het oorlogsmonument op Piazza delle Carceri bij, maar hij weigerde de stad te bezoeken.

In heel Italië arresteerde men veel anarchisten, schuldig aan het vergoelijken van de koningsmoord. Daarbij een priester en een apotheker uit Savona. Vieringen en toasts werden opgedragen aan Bresci, zowel in Italië als in Paterson. De meerderheid van de anarchisten, zelfs degenen die gewoonlijk tegen geweld waren, juichten de actie van Bresci toe.

De koningsmoord maakte een einde aan een periode van zware repressie en volksoproer. De nieuwe koning zou nieuwe liberale accenten leggen, waarmee hij de traditie doorbreekt van autoritaire regeringen die in 1887 met Crispi waren begonnen.

Over Steven Van Raemdonck 248 Artikelen
Steven Van Raemdonck is één van de oprichters van Taste Italy vzw, en neemt de voorzittersfunctie van de vereniging waar.

Taste-Italy.be maakt gebruik van cookies. Door onze website te bezoeken verklaar je je hiermee akkoord. Meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'cookies toestaan" om de surfervaring te verbeteren. Als je doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van de cookie-instellingen of je klikt op "Accepteren" dan ga je akkoord met deze instellingen.

Sluiten