Mythen en sagen vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
Het leven van de bergbewoners is een voortdurende strijd om het bestaan. In het voorjaar klimt men met het vee naar de alpenweiden en in de herfst gaat men weer terug naar de vallei om te overwinteren.
In de buurt van Premana in het Valsassina woonde een zekere Sbertolé, een vrouw van onbestemde leeftijd die met niemand contact had door haar moeilijk karakter. Er deden allerlei geruchten de ronde, altijd onbevestigd, waarin ze beschuldigd werd van hekserij.
Op een dag bracht Sbertolé van de alp vier kippen mee en vroeg aan Gina, een rustige bergbewoonster met man en kinderen, of ze die enige tijd bij haar kippen mocht voegen. Gina echter zei “nee, dat wil ik niet”. De reden daarvan was dat een van de geruchten rond Sbertolé was, dat die de gewoonte had om haar eigen uitwerpselen te mengen bij het kippenvoer omdat daarmee de eierproductie omhoog zou gaan. En dat verhaal zinde Gina niet.
De dag daarop kwam een van de zonen van Gina bezorgd terug van het landje met de kippen en het vee: hij had de drie koeien die daar stonden te eten gegeven, maar deze hadden al het voer geweigerd; daarna had hij ze willen laten drinken, maar ook dat weigerden ze volstrekt. Gina dacht er over na en gaf toen de opdracht aan de kinderen om wat zout en drie touwtjes te pakken, daarmee naar de pastoor te rennen om die voorwerpen te laten zegenen, nadat ze de pastoor hadden verteld waartoe het moest dienen.
De kinderen gehoorzaamden en brachten de gewijde voorwerpen mee terug. Gina ging naar de stal, strooide het zout uit, deed het touwtje om de hals van ieder dier en daarna begonnen de dieren weer te eten en drinken, tot opluchting van iedereen.
Intussen was men te weten gekomen dat Sbertolé hetzelfde voorstel over de kippen aan een ander gezin had gedaan. Ook deze mensen hadden geweigerd en een dag later kregen ze met hun dieren hetzelfde probleem als Gina. Ze spraken er met elkaar over en raakten overtuigd dat het om hekserij ging.
Nu kreeg een zekere Lisandron, een sterke houthakker, dit alles te horen en hij stelde voor dat hij het probleem voor eens en altijd zou oplossen. Lisandron beweerde namelijk een methode te hebben om heksen te laten verschijnen. Hij had het nooit uitgeprobeerd, maar een oude man had het hem verteld vlak voor hij stierf en had hem verzekerd dat het werkte.
De houthakker ging daarop met het gezin naar de alp en begon met de voorbereidingen. Hij nam een van de grote pannen die men gebruikt om water te verhitten voor de koeien als ze gekalfd hebben, vulde deze met water en zette hem op het vuur. Daarna trok hij wat haren uit de staart van de beesten en wierp die in de pan, terwijl hij iets onverstaanbaars prevelde. Lisandron had geen blaasbalg, maar hij blies zo hard hij kon om het vuur op te stoken en het water aan de kook te brengen. Daarna nam hij zijn bijl en begon deze rond te zwaaien boven de pan, terwijl hij geheimzinnige woorden prevelde. Zo ging hij wel een uur door: de houthakker was uitgeput en zweette hevig, maar verder gebeurde er niets.
Plotseling vormde zich aan het oppervlak van het water een witte schuimlaag en daarop greep Lisandron opnieuw zijn bijl en begon deze weer rond te zwaaien. Langzaam, heel langzaam, werd bij de bosjes nu een vrouwenfiguur zichtbaar. Ze kwam steeds naderbij en men kon haar nu herkennen – het was Sbertolé.
Ze zweeg en was heel bleek. Met stijve passen liep ze naar de houthakker alsof ze geen eigen wil had en verborgen krachten haar in die richting drongen. Lisandron liet zijn bijl ronddraaien door de vochtige avondlucht en toen de vrouw dicht bij hem was, trof de bijl haar met volle kracht. Terwijl er door het dal een luide, rauwe kreet weerklonk die het bloed deed stollen, viel het hoofd van Bertolé, gescheiden van de romp omlaag in de grote pan.
Alsof hij wakker werd na een moment van afwezigheid, wreef de houthakker zich de ogen uit en realiseerde hij zich welke verschrikkelijke daad hij had verricht. Hij begreep het niet, vroeg zich af of hij droomde en keek rond naar het lichaam van de vrouw, maar zag niets. Hij keek naar het scherp van zijn bijl maar zag daar geen spoor van bloed. Nu keerde hij de pan onderste boven om het hoofd te vinden dat hij er toch in had zien vallen: niets. Hij ging naar de dieren en zag dat ze rustig stonden te eten. Van Bertolé zag men nooit meer iets, maar de schreeuw van die nacht was door alle bewoners van de vallei gehoord en men sprak er nog jaren over in de herbergen van Premana en omgeving.