
Mythen, sagen en legendes vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
In de talloze heksenlegendes komen we heksenhuizen, heksenputten, heksenrotsen en open plekken van heksen tegen. Maar er bestaat ook een heksendorp. Het gaat om het gehucht Sostila in het Val del Fabiolo. Als we in Sirta (289 m) aan de zuidkant van de Adda het voetpad nemen dat naar Campo leidt, door het smalle dal met steile rotswanden dan ligt de rechts op 821 m, een groepje huizen van het gehucht Sostila. Tot eind jaren 50 was er nog een schooltje, maar nu staan er alleen wat huizen die in de zomer worden bewoond. Het verhaal wil dat op deze moeilijk bereikbare plaats de heksen bij elkaar kwamen voor hun sabbat. De inwoners van Sostila waren weinig gelukkig met de aanwezigheid van de heksen in hun dorp, maar konden er weinig tegen beginnen. Het gevolg was dat er verscheidene verhalen de ronde deden.
Een van die verhalen gaat over een mooie jongen uit Sostila die zijn oog had laten vallen op een gezin dat bestond uit een weduwe met drie mooie dochters, die aan de rand van het dorp woonden. Ze leefden op zichzelf, namen geen deel aan het dorpsleven. Men zag ze nooit in de kerk, noch bij de wasplaats aan het begin van het dorp. Men vertelde weinig goeds over ze, maar dat gebeurt vaak met personen die zich wat apart gedragen. Dit wist die jongen wel, maar hij trok zich niets aan van de kletspraatjes en zag de gereserveerdheid van het gezin eerder als een deugd.
Zo begon hij langzamerhand hun huis steeds vaker te bezoeken. Hij voelde zich het meest aangetrokken door de jongste van de drie meisjes, maar als die hem niet zou willen, kwamen ook de zussen nog in beeld. Hoewel hij het ongeduld had dat bij zijn leeftijd hoorde, wist hij dit te bedwingen en begon hij langzaam de genegenheid te winnen van het jongste meisje, hoewel hij door de moeder of de zussen nooit met haar alleen gelaten werd. Meestal sprak hij haar in de tuin van het huis of in de koelte aan de achterzijde van het huis waar de zon niet doordrong.
Zo ging het enige tijd door, Zonder dat er iets bijzonders gebeurden. Eén ding echter dat hem in het begin nog onbelangrijk leek, werd met de tijd steeds raadselachtiger. De moeder en de meisjes zagen hem alle dagen graag komen, behalve op donderdag. Op die dag waren ze er niet of als ze er waren, dan lieten ze zich niet vinden. Altijd als hij over de weg langs hun huis kwam, riep hij, maar nooit volgde er op die dag een reactie. Daar wilde hij meer van weten.
Hij zou het hun natuurlijk direct kunnen vragen, maar hij wilde toch niet indiscreet lijken in de ogen van die vrouwen die juist discretie als hun manier van leven hadden gekozen. Hij besloot daarom om zijn nieuwsgierigheid op een andere manier te bevredigen. Op een middag In de winter, toen er op de boerderij weinig te doen was, besloot hij om bij het huis te gaan kijken.
Voorzichtig gluurde hij door een raam. De zon was al ondergegaan achter de top van de Culmine di Dazio en het werd koud, maar de jongen bleef op zijn plaats. Binnen zag hij niemand, toch brandde het vuur in de haard en er moest wel iemand aanwezig zijn. Hij wachtte en eindelijk werd zijn geduld beloond. Na een half uur verscheen de eerste zuster, de jongste, en daarna de andere twee en ten slotte de moeder. Ze waren allemaal geweldig opgewonden, terwijl ze anders zo rustig en beheerst waren.
Toen gebeurde er iets waarvan zijn adem stokte: langzamerhand begonnen alle vier de vrouwen krommer en krommer te worden. Hun hoofd draaide op een onnatuurlijke wijze en draaide twee, drie keer rond voor het loskomen van de romp. Zo bleef de romp zonder hoofd, maar niet zonder leven. De romp, waaruit twee armen staken die in twee handen eindigden grepen het losse hoofd vast. Het hoofd, Dat de gewone uitdrukking niet verloren had, leek zeer geconcentreerd, zich bewust van wat er ging gebeuren. En wat gebeurde er dan wel?
De jongen begreep het onmiddellijk: de dames begonnen zich mooi te maken, gaven elkaar om beurten een kam waarmee ze zich met grote aandacht kamden. Als het niet zo ijzingwekkend was geweest, zou het zelfs komisch hebben geleken. De ogen in ieder hoofd dat stevig werd vastgehouden, volgden oplettend de bewegingen van de andere hand, die de haren plooide. Toen deze tenslotte het juiste model hadden, werd de kam neergelegd en beide handen plaatsten het hoofd weer op de romp door het eenmaal, tweemaal, driemaal in tegengestelde richting rond te draaien. Het hoofd schudde even en daarna was alles weer zoals eerst.
Het was al avond, de klokken van het kerkje van de Madonna van de Sneeuw luidden al het Ave Maria dat de mensen opwekte om te bidden en zich terug te trekken in een huizen.
Voor de vier vrouwen daarentegen was het moment aangebroken om het huis te verlaten. Ze gingen naar de schoorsteen, waar het vuur uitgegaan was, maar de houtskool nog gloeide. Ze gingen ervoor staan waarop ze korte tijd uit het gezicht van de jongen, die alles zonder een spier te bewegen, verdwenen.
Nu kwam hij weer in beweging. Hij had alles begrepen: de vier waren niets anders dan heksen en iedereen weet dat ze bij het luiden van de avondklokken de lucht ingaan om naar hun duivelse bijeenkomsten te gaan of mensen te belagen die nog buitenshuis zijn. Deze heksen waren waarschijnlijk naar de top van de Crap del Mezzodi, vlak boven Sostila, of naar de bossen van de Culmine di Dazio, (waar in die tijd nog niet het grote kruis stond dat de kwade machten ver weg houdt) te gaan. Hij had spijt dat hij niet geluisterd had naar de mensen in het dorp en vanaf die dag bleef hij ver van het vervloekte huis.
Vrij bewerkt naar Massimo dei Cas
