Autista, antennista, farmacista, barista, giornalista… Je kunt een ambacht zo gek niet bedenken of het eindigt in het Italiaans op -sta. Zo bedoelt men met een autista iemand die bij wijze van beroep een auto bestuurt. Een antennista is juist weer iemand die van het plaatsen van antennes op daken van huizen zijn beroep maakt. Bestaat echt! Verder heet een aanhanger van Inter Milaan een Interista, een boekhouder een commercialista, een tandarts een dentista en een autobandenverkoper een gommista. Het zijn allemaal mannelijke woorden, ook al eindigen ze op het vrouwelijke –a. Als kersverse Italianen maakten we er een sport van om nieuwe varianten te verzinnen. Je pakt een ambacht, voegt -sta toe aan de stam en klaar is kees: een wetgever is een leggista, een pizzabakker een pizzista, enzovoort. Allemaal fout, want net als je het denkt te begrijpen, is het weer anders, zoals zo vaak in Italië.
We hadden een afspraak met de dakdekker die ingenieur Cassani voor ons geritseld had en dachten dat dat dus wel een tettista zou zijn, van tetto (dak) +sta. Fout! Een dakdekker is een copritetti, helemaal letterlijk een dekker van daken. Hoe het ook zij, onze dakdekker boerde kennelijk goed want terwijl we achter hem aan reden naar ons huis, zagen we dat hij een Jaguar bestuurde. Dat was geen goed teken voor onze portemonnee!
De dakdekker en Cassani kwamen niet alleen voor het bekijken van de toestand van het dak. Ze waren ook geïnteresseerd in de locatie en de algemene toestand van het huis. Buitenlanders die in Italië een huis kopen om er een bed en breakfast te beginnen, dat kwamen ze niet elke dag tegen. De heren stonden verbaasd over de toestand van het huis (alles nieuw, gemeubileerd en al!) en over de prachtige positie. We bespraken welke ramen we wilden laten maken, waar de trap naar de kelder zou moeten komen en wat we met het terras wilden. Cassani wist net als bij de eerste bespreking van doorpakken. Hij wilde weten wat ze behalve het dak nog meer konden doen. Dan vertrokken we namelijk voor drie maanden naar Nederland. De ramen? Dat kon niet, want daarvoor was een vergunning van de gemeente nodig en het verkrijgen daarvan duurde zeker een maand of twee, drie. Het terras? Kon niet, want dat vereiste toestemming van de buurman. De fundering van het terras moest immers aan de grens met zijn terrein komen.
Voorlopig konden we dus alleen het dak nog maar laten aanpakken. Cassani rekende ons snel de globale prijs voor: vijfentwintig euro de vierkante meter voor een dak van ongeveer honderdzestig vierkante meter maakt vierduizend euro. Oeps, dat viel tegen. We vroegen of dit echt een redelijke prijs was. “Het lukt je niet goedkoper,” beweerde de ingegnere. Tja, hoe controleer je dat in een vreemd land? Bovendien hadden we eigenlijk geen keus: het dak was zo lek als een mandje. We wilden er absoluut zeker van zijn dat het dicht was voordat we naar Nederland gingen. Ik vroeg maar eens hoeveel man er dan wel niet hoe lang aan gingen werken. In de Italiaanse bouw berekent men de prijzen in offertes echter op basis van meters, niet op basis van manuren. Dat is niet echt handig als je zelf een reële schatting wilt maken. De dakdekker beweerde dat er een man of drie gedurende een kleine twee weken aan zouden werken. Alle pannen moesten er namelijk af wilde je het in één keer goed doen. En hoe het niet moest, dat was aan de huidige staat van het dak goed te zien.
Vooruit dan maar, vierduizend euro, zuchtten we. Cassani zette daarop de dakdekker onder druk om het echt in de eerste weken van februari te doen: “Ik zei presto en nu wil ik presto, begin februari en dan kom ik langs om te controleren!” Een doorbijtertje, die ingegnere! We gaven hem alvast onze sleutels om de komende week alles in detail te gaan opmeten, zodat hij een progetto voor de verdere verbouwing kon gaan maken. Dan zou de tijd die we in Nederland waren, van maart tot juni, niet helemaal verloren zijn. De term progetto maakte het verbouwingsproject opeens wel erg concreet. Gingen we echt aan dit progetto beginnen? Zou onze polsstok wel ver genoeg reiken? Ach, dat zagen we later wel, dachten we moedig, een Nederlander is ten slotte geen paurista, geen angsthaas.