Torti was al dagen niet te genieten als hij op de bouwplaats verscheen. Hij tierde en foeterde nog meer dan anders en zijn werklui werden gek van zijn gezeur. Ons riep hij om de haverklap naar buiten (“Nico! Stefano!”) om over zelfs de kleinste details te overleggen. We moesten al Torti’s beslissingen expliciet goedkeuren. Torti wilde zich blijkbaar indekken tegen klachten achteraf. Pas toen hij begon te jeremiëren over de grensmuur en alsmaar “Ditelo all’ingegnere, ditelo,” zei, begon het ons te dagen wat het euvel was. Torti voelde zich door ons onheus bejegend omdat we bij het probleem van de wateroverlast zonder hem te raadplegen Cassani hadden ingeschakeld. Zeg dit óók maar tegen de ingenieur, dat was de boodschap. Torti was duidelijk een man met een gebruiksaanwijzing en dan nog een die alleen in het Italiaans beschikbaar was.
Wij negeerden zijn advies: waarom zouden we Cassani onnodig lastigvallen? Niet zeuren, gewoon doorwerken, dachten wij en trokken ons weer terug in het plasticfolie bastion. Maar niet voor lang want daar riep Torti ons alweer voor het volgende probleem. Zijn gezicht stond op onweer. Met zijn wenkhandje leidde hij ons naar de plek des onheils. Achter een van de gaten voor de steunbalken van de nieuwe balkons liep duidelijk een buis: de afvoerpijp van de verwarmingsketel. Daar kon dus geen balk ingehangen worden. Wat nu? Dat wilde Torti van ons weten. Wij verwezen braaf naar de ingegnere die Torti met grote tegenzin belde. Het omleiden van de buis zou betekenen dat de gevel helemaal open zou moeten. Daar had Torti geen zin in en wij evenmin. In overleg met Cassani besloten we dat het balkon dan maar tien centimeter smaller moest worden. Torti ging mopperend akkoord.
Dit soort strubbelingen gaf veel stof tot praten tijdens de lunch. Festi en Marco vertrokken voor de lunch altijd samen naar huis, in de 4WD Fiat Panda van de laatste. Het was een raar gezicht om die lange Roemeen ineengevouwen in dat kleine koekblik te zien zitten. Hij moest zijn hoofd buigen om naar buiten te kunnen kijken. Mimmo en Mariano, de Marokkaanse metselaar, aten hun lunch bij ons op het terras. Mimmo haalde altijd dezelfde rugzak tevoorschijn om daar achtereenvolgens een primusstelletje, een steelpannetje en een bakje met verse pasta uit te halen. Pasta die moeder de vrouw voor hem had gemaakt en die hij nu in alle rust in het pannetje ging opwarmen. Mariano had altijd een koud groentegerecht bij zich, soms met couscous, dat hij zelf bereidde want zijn vrouw woonde nog in Marokko. Zo af en toe gingen wij er voor de gezelligheid bij zitten met een oer-Hollandse belegde boterham waarnaar Mimmo met verbazing keek. Brood met beleg, dat kent de Italiaan niet. En dan die beker melk! “Siete fuori, jullie zijn gek,” zei hij dan terwijl zijn ogen lachten.
De lunchgesprekken gingen over van alles en nog wat en zo af en toe kregen we nuttige informatie, zoals toen Mimmo en Mariano vertelden dat Festi en Marco door Torti ondanks de met veel moeite verkregen DURC zwart werden uitbetaald! Mimmo klaagde er verder over dat hij als volleerde muratore ook allerlei andere, simpele klusjes voorgezet kreeg en van Torti soms ook zwaar werk moest verrichten. En hij had al twee keer een hartaanval gehad! Wij schrokken, maar Mimmo’s zongebruinde gezicht lachte er nonchalant bij. Hij vond dat het geen zin had om er zwaarmoedig over te doen. Gewoon doorleven, was zijn devies. Alleen dat zware werk, dat vond hij niet kunnen. Hij had een aantal jaar als zelfstandige muratore gewerkt maar had het uiteindelijk niet alleen kunnen bolwerken en was bij Torti in dienst gekomen. “Met hem heb ik bijna iedere dag ruzie want ik kan mijn mond nu eenmaal niet houden,” vertelde hij. “En dat is ook weer niet goed voor mijn hart. Soms praten we dagen niet meer met elkaar maar uiteindelijk ontstaat er altijd weer zoiets als een gewapende vrede.”
Mimmo vertelde met smaak hoe hij de wat onnozele Festi aan het verstand had proberen te brengen hoe onze relatie in elkaar stak. “Waar zijn hun vrouwen?” had Festi hem een keer een beetje besmuikt gevraagd. “Nou,” was Mimmo begonnen en had het met veel omhaal van woorden voorzichtig proberen uit te leggen. Maar het was vergeefse moeite. Twee mannen die een relatie hebben, dat kon Festi zich niet eens voorstellen, het bestond gewoon niet. Mimmo moest er hartelijk om lachen, om die onnozele Albanees.
Nadat de pasta genuttigd was, deden Mariano en Mimmo meestal even een dutje tot Marco en Festi weer kwamen aanrijden waarna ze, piano piano, het werk weer voortzetten. Het duurde nooit lang voordat Festi weer uitbrak in zijn “Ė lui, è lui” en dan zagen we Torti’s auto uit het dal omhoogkomen. Wat zou hij nu allemaal weer te mopperen hebben?