Mythen en sagen vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
In Calco woonde eens een jonge edelman, vriendelijk en knap om te zien. Zijn vader gaf hem de opvoeding die in die tijd gewoon was voor de adel: paardrijden, schermen, dansen en goede manieren, waarmee hij zich in iedere salon kon vertonen. Om zijn opvoeding te voltooien stuurde zijn vader hem tenslotte naar het hof van de Visconti’s in Milaan, waar hij page werd.
Maar van al die luxe, het feesten en de ceremoniën werd hij niet vrolijk, het interesseerde hem totaal niet. Het liefst ging hij in zijn eentje wandelen of paardrijden, zonder dames of leeghoofdige vrienden naast zich, zoals voor zijn leeftijd gebruikelijk was. Men kon van zijn gezicht aflezen dat hij een andere waarheid zocht en een innerlijke rust. Toch werd hij door iedereen geacht om zijn innemende manieren en zijn eenvoud.
Na een aantal jaren ging hij zijn geboorteplaats bezoeken en toen hij daar op een middag te paard naar onderweg was, hoorde hij halverwege Calco en Cicognola de klokken van zij parochiekerk luiden. Hij had het geluid van die klokken in zijn leven ontelbare keren gehoord, maar nu klonken ze hem anders in de oren. Hij voelde de neiging om te mediteren, om na te denken over die klanken die hem tegemoet leken te komen alsof hij een oude vriend terugzag.
Hij dacht aan zijn eerste communie en aan al die jaren die er daarna waren verstreken. De tranen kwamen hem in de ogen en hij voelde de sterke behoefte terug te keren naar die kerk, die hij alleen als kind had bezocht. Daar aangekomen vond hij een visser die van Brivio naar Milaan ging om vis te verkopen en even was gestopt om uit te rusten met zijn koopwaar aan de voet van de kerktoren.
De jongeman steeg af, gaf de teugels aan de visser en vroeg hem of hij het paard even vast wilde houden terwijl hij in de kerk was.
Niemand heeft ooit begrepen wat er in dit heiligdom met hem was gebeurd, maar toen hij weer naar buiten kwam met vochtige ogen, liep hij naar de visser, bedankte hem en zei: “Leg je last op mijn paard en neem het mee. Ik ga te voet verder naar huis, ik woon hier in de buurt”.
De visser durfde het paard niet aan te nemen, maar toen hij zag dat de jongeling zijn last op het paard legde, gaf hij toe. Hij bedankte hem en nog stomverbaasd over het gebeurde, vertrok hij naar Milaan.
In de ochtend kwam de visser naar het kasteel om het paard terug te brengen, maar verklaarde dat hij niet gewend was om met paarden om te gaan, waardoor hij in een greppel was gevallen en het paard aan een been gewond was.
Dit verteld hebbend, verwachtte hij gestraft te worden met stokslagen. De jongeman echter stond op, gaf hem twee goudstukken en zei: “Ga in vrede en bid voor mij”.
In de daaropvolgende dagen onderging de jonge man een gedaantewisseling: hij gaf al zijn luxe gewoontes op, zijn prachtige kleding, zijn goud en zijn bepluimde hoed en trok het bruine gewaad van de franciscaner monniken aan.
Met zijn rijkdom stichtte hij het hospitium van Sabbioncello, waar reizigers en pelgrims onderdak vonden.