Dicht bij de monding van de Màsino in de Adda, ligt bij het gelijknamige dorp een enorm rotsblok in de rivier, daarheen meegevoerd door de gletsjers in de laatste ijstijd.
Deze steen heeft de volksnaam ‘màta selvàdega’ (matta selvatica) d.w.z. Wildevrouw. Alle kinderen in het dorp worden ervoor gewaarschuwd niet te dicht bij de rivier te komen omdat zich hier een afschuwelijke vrouw zou verbergen. Deze vrouw, die daar alleen woonde, was vreselijk lelijk en slonzig gekleed en was er op uit kinderen te roven die zich na het vallen van de avond buiten vertoonden en deze in een grote pot te koken.
Het verhaal wil ook dat er in het dorp een man woonde die vanaf zijn jeugd in angst leefde voor deze vrouw: vele keren schrok hij ’s nachts gillend wakker omdat hij droomde door de Wildevrouw achterna gezeten te worden. Toen hij groter was, nam de angst wel af, maar toch bleef er altijd een schaduw over zijn gedachten als hij hier weer aan dacht. Daarop besloot hij er iets aan te doen. Hij laadde een vaatje wijn op zijn rug en ging op weg naar de steen die de vrouw als schuilplaats had gekozen. En na enige tijd verscheen ze echt en hoewel hij een grote afschuw voelde ging hij niet op de vlucht, maar vroeg haar of ze iets wilde drinken. De vrouw keek hem met haar woeste ogen aan, begon krijsend te lachen en sprong volkomen onverwacht naar hem toe en greep het vaatje, waaruit ze gulzig begon te drinken. De man echter greep de vrouw met het vaatje en gooide ze in de wild stromende Masino. Daarop verdwenen beide in de kolkende rivier.
De namen Wildevrouw en Wildeman maken deel uit van een folklore, niet alleen in de Italiaanse Alpen, maar ook in vele andere streken van Europa. Niet alleen in het Valtellina en in Aosta, maar ook in Innsbruck, Thiers en Ambierle in Frankrijk, waar hij “l’homme des bois” wordt genoemd. De oorsprong van de legendes rond deze figuur ligt in een ver verleden. De mensen woonden in een omgeving die buiten het eigen dorp vijandig en vol geheimen was. Daarin paste de aanwezigheid van een wezen dat geïsoleerd leefde op de beboste berghellingen en enerzijds nieuwsgierig was naar de ‘beschaafde’ mens en daar anderzijds bang voor was.
Vrij bewerkt naar Massimo dei Cas