Nog steeds volgens de legende kreeg Constantijn op een dag een brief van zijn moeder Helena, waarin ze schreef dat niet het christelijke geloof de ware godsdienst was, maar het joodse. Constantijn riep de paus en de rabbijn bij elkaar. Ze kwamen er niet uit en besloten het oordeel van God in te roepen. De keizer liet een stier brengen. De rabbijn fluisterde het dier een zinnetje uit de Bijbel in het oor en het beest viel prompt dood neer. Daarna liep Sylvester op de stier toe en sprak de naam van Christus uit. Onmiddellijk stak de dode beest zijn staart omhoog en ging ervandoor. De keizer, geheel van streek door deze miraculeuze gebeurtenis, verliet Rome en vertrok naar het Oosten, waar hij de stad stichtte die naar hem vernoemd is.
Voordat hij zich inscheepte schonk Constantijn, bij wijze van dank, Italië en het hele Westen aan Sylvester. Ook erkende hij de suprematie van de bisschop van Rome over alle patriarchen in het Oosten. De paus ontving daarnaast de keizerlijke waardigheidstekenen: de purperen mantel en de scepter. Daarmee kreeg hij automatisch de wereldlijke macht over het westelijke rijk en werd hij onafhankelijk van het oostelijke.
Pas in de Renaissance kon dit ongekende, eeuwenlang hardnekkig in stand gehouden bedrog ontmaskerd worden. In 1440 namelijk wist Lorenzo Valla de valsheid van het document aan te tonen. Stefanus had de ‘akte’ tevoorschijn getoverd om een grondslag te creëren voor in naam van Christus gegrepen wereldlijke macht. In Europa’s donkere eeuwen genoot het sprookje volop krediet.