Opeens hoorden we geschreeuw in de cantina, de kelder: “La chimica! La chimica!” Waren de bouwvakkers van Torti op een milieutijdbom gestoten, op levensgevaarlijk gif in de grond? Hadden ze ruzie gekregen en wilden ze elkaar of Torti met chemische wapens te lijf? Nee, ze hadden het over een soort pasta waarmee ze de metalen frames voor deur- en raamopeningen aan de betonnen muur vastplakten. Bij gebrek aan een wat specifiekere naam voor deze pasta duidden de bouwvakkers en Torti dit spul met de algemene term la chimica aan.
De eerste dagen van de bouwwerkzaamheden hadden al heel wat stof doen opwaaien. Verbouwen begint met slopen en dat onderdeel verloopt meestal razendsnel want het kan vrijwel zonder nadenken worden uitgevoerd. Slopen? Iedereen kan het, zelfs onbedoeld. Gaten moesten er gemaakt worden, veel gaten. We hadden met Torti afgesproken dat hij op de bovenste verdieping, ons toekomstige woonverblijf, zou beginnen. Wij gingen dan op de benedenverdieping wonen tot het werk boven klaar was. Daarna zouden we naar boven verhuizen en kon Torti beneden naar hartenlust verder gaan hakken. Een geniaal en rustgevend plan waarvan in de praktijk natuurlijk niets terecht kwam.
Boven maakten de bouwvakkers eerst een gat voor het nieuwe keukenraam, vervolgens een nog groter gat in de muur van de slaapkamer en ten slotte eenzelfde gat in de studeerkamer. Alleen de badkamer en de woonkamer bleven voorlopig onaangetast. Voor aanvang van de sloopwerkzaamheden had Torti gezegd dat het drie weken zou duren tot de gaten weer dicht zouden zitten. Dat was al een verdrievoudiging ten opzichte van zijn eerdere bezweringen, dus zei ik maar voor de grap tegen Torti dat het wel voor de eerste sneeuwval klaar moest zijn. Die lachte en maakte een Italiaans handgebaar dat zoveel betekende als: ‘Neem je moeder in de maling.’
Behalve op de bovenste verdieping begon men ook buiten en in de cantina te slopen. De hele twintig meter lange betonnen muur op de grens met het terrein van Francesco moest om, want die stond zo scheef dat deze niet als fundament voor ons panoramaterras kon dienen. Onze Roemeense reus en zijn hulpje, dommekracht Festi uit Albanië, waren al dagen aan het hakken met een oorverdovende drilboor (zonder oorbeschermers) en ze brachten tientallen (te zware) kruiwagens vol puin weg. In de cantina onderging een overtollige en foeilelijke blauwe badkamer hetzelfde lot (slopen!) en werd de nieuwe ingang naar de cantina gemaakt. De grote industriële deur zou plaats gaan maken voor een gewone huisdeur. En dat betekende: slopen!
Op alle dagen van de week (behalve zondag) werden we omstreeks zeven uur gewekt door het arriveren van de werklui: grommende auto’s, geclaxonneer, gepraat en, als Torti erbij was, keihard geschreeuw en getier (ook wij droegen geen oorbeschermers). Hij hield van duidelijke instructies of in ieder geval van verstáánbare instructies. En hoe meer volume, hoe duidelijker, meende hij.
Op sommige dagen kwam hij pas later opdagen en het viel ons op dat het werk dan veel beter verliep. Want Torti bemoeide zich met alles en iedereen, wist per definitie alles beter en liep iedereen daarmee voor de voeten. Hij kwam ons regelmatig ‘helpen’ met goed advies: hoe je kon zien wanneer de borlotti-bonen rijp waren, hoe je de eik het best kon snoeien, enzovoort. Als hij dan later weer kwam kijken, keurde hij je werk steevast zwijgend af door mismoedig zijn brede hoofd te schudden: “Nee, dit was prutswerk. Non sei capace. Je kunt het niet.”
Gedurende de dag ging Torti tot opluchting van werklui én opdrachtgevers vaak een uurtje weg. Als hij terugkwam met zijn vrachtwagen of zijn grijze Punto kon je hem al van verre uit het dal omhoog zien komen. “È lui, è lui,” riep Festi dan, waarna iedereen zijn rook- en kletspauze abrupt onderbrak om weer hard aan het werk te zijn op het moment dat Torti de oprit opreed. Wij braken ons klungelwerk dan subiet af en vluchtten naar binnen, de woonkeuken in, waar het geschreeuw van de opperhoofdman even later weer onontkoombaar tot ons doordrong.