Italië is al sinds enkele jaren het grootste wijnproducerende land ter wereld. Niet alleen dat, Italië heeft ook het grootste aantal autochtone druivensoorten ter wereld. Naar schatting zouden er meer dan 2000 soorten druiven zijn. In deze reeks bekijken we de bekendste autochtone druivenrassen van Italië.
Nebbiolo is het bekendste blauwe druivenras uit Piemonte en wordt tevens gebruikt in de Valtellinastreek in Lombardije en ook in Aosta. Befaamde topwijnen zijn Barolo en Barbaresco uit Piemonte en de Sfursat uit de Valtellina. Reeds begin 14de eeuw staat Nebbiolo in geschriften vermeld, waardoor het een van de oudste Italiaanse druivenrassen is.
Nebbiolo is een lastige druif om te cultiveren. Ze vereist een kalk/mergelbodem met goede drainage. Ook de oriëntatie van de wijngaarden naar het zuid-zuidwesten is heel belangrijk. Nebbiolo rijpt namelijk erg laat en heel langzaam. De druif is ook gevoelig voor vrieskou en is kwetsbaar voor grillig herfstweer. Nebbiolo heeft daarbij een vrij dunne schil. Ze is daardoor makkelijk vatbaar voor druivenziektes en rot. De druif heeft de neiging tot hoge aciditeit en zware tannines, en vraagt daarom een zeer delicate behandeling tijdens de vinificatie.
Maar als alle condities optimaal zijn, kan met van de druif prachtige wijnen maken die tot de absolute top van de wereld behoren. De wijn heeft een karakteristieke lichtrode kleur heeft (omwille van de dunne schil). Goed gemaakte nebbiolowijnen hebben steevast de typische aroma’s in de neus van aardse toetsen, kwaliteitsleder, rood fruit, rozen en viooltjes. De wijn is uitermate geschikt voor rijping op houten vaten. Dat geeft bijkomende aroma’s van vanille en chocolade. Alzo verkrijg je één van de meest complexe aromapakketten die je in een wijn kan terugvinden. De wijn is ook tanninerijk. Ondanks haar dunne schil haalt nebbiolo immers nog enorm veel tannine uit de pitjes, die mee vergisten.
