Het is geen toeval dat Italië en snelheid zo vaak in één adem worden genoemd. Merken als Ferrari, Lamborghini en Maserati heeft voortgebracht. Zelfs de Vespa vertegenwoordigt de liefde van de gemiddelde Italiaan voor vrijheid en snelheid. Geen wonder dat ruim 100 Italiaanse autocoureurs ooit achter het stuur kropen van een auto in de hoogste klasse van het autoracen, de Formule 1. Niet allemaal waren ze even succesvol. In deze reeks maken we plaats voor de bekendste en succesvolste F1-racers uit Italië. Vandaag: Maria Teresia De Filippis.
Acht jaar na het eerste wereldkampioenschap Formule 1 in 1950 belandde een moedige en onverschrokken vrouw met de bijnaam la diavola (duivelin) op de startgrid van de Grand Prix van België op het Circuit van Spa-Francorchamps: Maria Teresa De Filipis. Eigenlijk was dit haar tweede Formule 1-race, want haar eerste was een race buiten het kampioenschap op de Gran Premio di Siracusa in 1958. Daar werd ze vijfde. Ze is één van slechts twee vrouwen die zich ooit heeft gekwalificeerd voor een startplaats in de Formule 1.
Weddenschap met broers
De Filippis werd geboren in een rijke familie op 11 november 1926 in Napels. Ze was de jongste van vijf kinderen. Haar vader, Conte de Filippis, runde veel succesvolle bedrijven en zat achter de elektrificatie van grote delen van het platteland van Zuid-Italië. Haar familie was ook eigenaar van het 16e eeuwse Palazzo Marigliano in Napels en het Palazzo Bianco bij Caserta. Geen arme sukkelaars, kortom. De Filippis was als tiener een fervente amazone, speelde tennis en skiede.
Op 22-jarige leeftijd, in 1948, gingen twee broers van de Filippis, Antonio en Giuseppe, een weddenschap met haar aan dat zij niet snel kon rijden. Foute gok, zo bleek. Om haar gelijk te halen, deed ze mee aan een heuvelklimwedstrijd in een Fiat 500. Ze trainde in Amalfi en won haar eerste race, het evenement Salerno-Cava dei Tirreni. Ze hield van de snelheid, de sensatie. De Filippis won niet alleen haar klasse, maar werd ook tweede in het algemeen klassement.
Haar beide ouders steunden haar nieuwe avonturen in de motorsport, want ze deed mee aan verschillende heuvelklimmen en uithoudingsraces. Haar moeder maakte geen bezwaar omdat ze een winnaar bleek, en haar vader inspireerde haar om te slagen in alles wat ze wilde doen.
Steun van Nuvolari
In 1949 nam de Filippis deel aan de Stella Alpina Rally in Trento, in haar eigen Urania-BMW sportwagen. Het jaar daarop kreeg ze tijdens de Giro di Sicilia, een 1080 km lange race, bloemen nadat ze over de finishlijn was gekomen. Toch werd ze vervolgens gediskwalificeerd. De organisatoren van de race zeiden dat ze was geduwd aan het begin van de race toen haar mecanicien haar in positie had geduwd nadat ze een paar centimeter voor de startlijn was gestopt.
De Filippis’ collega-deelnemers waren niet blij met de beslissing. De legendarische Italiaanse coureur Tazio Nuvolari protesteerde: “Je hebt een meisje meer dan duizend kilometer laten rijden op natte wegen om haar vervolgens te diskwalificeren. Dit is waanzin.”
In 1954 won de Filippis races in heel Italië. Terwijl ze racete met haar Urania-BMW Giaur en een OSCA MT4 van de gebroeders Maserati. Ze eindigde als tweede in het Italiaanse sportwagenkampioenschap. Maserati zag al snel haar waarde en huurde haar in als fabrieksrijder bij Scuderia Centro Sud Maserati. De Filippis wilde niet voor Ferrari rijden en weigerde zelfs een uitnodiging om voor hen te rijden.
Tijdens het racen in de OSCA ontmoette ze Luigi Musso, die tussen 1953 en 1958 voor zowel Maserati als Ferrari in de Formule 1 reed. Zij en Musso reisden samen naar races en Musso hielp haar haar rijtechniek te perfectioneren. Het koppel ging zelfs weddenschappen aan over wie er hoger zou eindigen in een race. Op een gegeven moment waren ze verloofd, maar ze trouwden nooit.
In 1956 eindigde de Filippis als tweede in een Maserati 200S in een voorprogramma van de Grand Prix van Napels, een F1-race buiten kampioenschap door de straten van de kustwijk Posillipo. Ze was achteraan het veld gestart.
Pilotino
In 1958 kreeg ze de bijnaam Pilotino en kwam ze in vier Grands Prix (Monaco, België, Portugal en Italië) in actie voor de kwalificatie. Ze slaagde erin om over de finish te komen tijdens de Grand Prix van België, waar ze als tiende eindigde, twee ronden achter winnaar Tony Brooks, in een Vanwall. De auto was een Maserati 250F.
Deze Maserati was de kampioensauto van Juan Manuel Fangio uit 1957. De wagen moest speciaal aangepast worden aan de binnenkant om haar bij de pedalen te helpen. Fangio zei tegen haar: “Je gaat te snel, je neemt te veel risico’s.” Tijdens de Grand Prix van Monaco haalde ze de grid niet, omdat het langzame en bochtige stratencircuit te veel fysieke stress voor haar bleek te zijn in de Maserati 250F.
Helaas eindigde het seizoen 1959 voor De Filippis op dramatische wijze. Eind 1958 had ze haar Maserati 250 verkocht, zodat ze het volgende seizoen zou racen in auto’s die niet van haar waren. In Monte Carlo had Jean Behra een Porsche Formule 2 laten bouwen op maat van Maria Teresa. In diezelfde auto zou De Filippis racen op het Avus-circuit bij Berlijn.
Maar op 1 augustus zat haar vriend Behra achter het stuur. Het regende, het asfalt was glad. De auto, die niet bepaald stabiel was, raakte van de baan en de Franse coureur verloor het leven. Die dood volgde op die van vele andere vrienden: Eugenio Castellotti, Alfonso De Portago, Luigi Musso – die ook haar metgezel was geweest – en Peter Collins. Maria Teresa besloot toen dat ze nooit meer in een raceauto zou stappen.
Rond 1960 trouwde de Filippis met de Oostenrijkse chemicus Theodor Huschek en stichtte ze een gezin. Ze hield zich afzijdig van alle vormen van autosport tot 1979, toen ze lid werd van de International Club of Former F1 Grand Prix Drivers. In 1997 werd ze benoemd tot vicevoorzitter. Ze was ook een van de oprichters van de Maserati Club in 2004 en werd daar later voorzitter van. De Filippis overleed op 8 januari 2016 op 89-jarige leeftijd.