Het Valchiavenna is het dal van de rivier de Mera, die vanuit de Alpen in zuidelijke richting stroomt en uitmondt aan de noordpunt van het Comomeer. De belangrijkste plaats is Chiavenna, aan de voet van de Alpen. Bij dit dorp beginnen twee routes naar Zwitserland, één over de Splugapas, de ander over de Maloja en Julierpas. Rond Chiavenna en de verschillende zijdalen spelen talloze legendes, waarvan je er hier een kan ontdekken.
Het valt op dat er veel verhalen zijn waarin heksen of duivels een rol spelen. Dit komt ons nu ongeloofwaardig over, maar voor de mensen in die vroegere eeuwen was dit niet het geval. Heksenvervolgingen (inquisitie) vonden in dit hele gebied veelvuldig plaats. Talloze vrouwen eindigden dan ook op de brandstapel.
Het volgende verhaal komt uit het boek “Céra una volta, vecchie storie e legende di valtellina e Valchiavenna”[1]
In Samolaco woonde eens een arme weduwe met haar zoon Giovanni, bijgenaamd Giuanin, een niet al te snuggere knaap. Op een dag stuurde zijn moeder hem naar de markt om wat naalden te halen. Op de terugweg werd hij ingehaald door een bekende met een kar vol stro, waarop hij mee mocht rijden. Omdat hij zich niet wilde prikken aan de naalden, stopte hij die tussen het stro. Bij zijn huis gekomen lukte het hem echter niet om de naalden terug te vinden. Zijn moeder zei: “Zoon van me, je moet die naalden in een zakje doen”.
Enige tijd later stuurde ze hem opnieuw naar de markt, nu om een varkentje te halen dat ze had gekocht. Giuanin, die zich herinnerde wat zijn moeder had gezegd over de naalden nam een zak mee waar hij het varkentje indeed. Toen hij thuiskwam, was het dier half dood en zei zijn moeder: ‘Maar Giuanin, je had een touw om de hals van het varkentje moeten doen en hem dan achter je aan moeten laten lopen en hem niet in een zak moeten stoppen”. Giuanin was boos, want hij had toch gedaan wat zijn moeder hem de vorige keer had gezegd?
Weer enige tijd later werd Guanin erop uitgestuurd om een zak meel te halen bij de molen. Hij zocht een stevig touw, maakte daar de zak meel aan vast en sleepte die achter zich aan naar huis. Maar doordat hij de zak over de stenen sleepte scheurde die en liep het meel eruit. Toen de moeder deze ramp zag, werd ze zo kwaad dat ze riep: Genoeg Giuanin! Ik heb genoeg van je. Pak de deur en verdwijn!” En dat deed Giuanin. Hij maakte de deur los, en trok deze na een paar pogingen uit de hengsels. De arme vrouw werd razend van woede en gooide kookpannen, klompen en alles wat ze in handen kreeg achter hem aan. Giuanin die niet erg intelligent was, begon met de deur op zijn rug te rennen tot hij bij het bos kwam. Hij was zo moe dat hij na in een dennenboom te zijn geklommen, in slaap viel.
Even later kwamen er twee dieven aan die onder de boom gingen zitten en begonnen om onder elkaar de gouden munten te gaan verdelen die ze in een pan hadden zitten. Door het lawaai werd Giuanin, die nodig moest plassen, wakker. Daarom maakte hij de deur los van zijn rug, waarop deze omlaag viel op het hoofd van de oplichters. Beide vielen bewusteloos op de grond. Toen Giuanin klaar was met plassen klom hij uit de boom, waar hij de pan munten vond. Zich herinnerend dat zijn moeder een pan achter hem aan had gegooid, bedacht hij dat hij zijn spijt kon betuigen door de pan mee te nemen, een mooie nieuwe pan vol met glanzende dingen.
Hij nam de deur weer op zijn rug, pakte de pan en bracht die terug naar zijn moeder. Toen die hem zag, sloeg ze de armen om hem heen en vierde met haar zoon zijn terugkomst en die van de gouden munten.
[1] “C’era una volta. Vecchie storie e leggende di Valtellina e Valchiavenna”, verzorgd door gemeente Prata Comportaccio, ed. Bonazzi Grafica, Sondrio, 1994