
Nel mezzo del cammin di mia vita bevond ik mij nog net niet in een donker woud maar begon ik anders naar de dingen te kijken. Waarom doe ik wat ik doe? Wat wil ik eigenlijk nog doen? Terugblikken en vooruitkijken in een poging om de essentie te onderscheiden. Je kan dan een blitse motor kopen en op zondag met een bende langs de velden tuffen. Of een minnaar nemen en een secret life leiden. Voor het eerste had ik geen geld en het tweede draait gegarandeerd op een teleurstelling uit, dus haalde ik een oude passie boven. Wandelschoenen, rugzak en een ticket naar Rome in de aanslag om op reis te gaan. Maar dan voor echt, zonder het comfort van een huurauto of zelfs zonder een goed treinnetwerk. Begin juni zou ik Abruzzo verkennen con i mezzi, met het openbaar vervoer naar en door het Parco del Gran Sasso e dei Monti della Laga.
Na een vlotte vlucht kwam ik om 11 u ’s morgens aan in Roma Fiumicino. Een massa toeristen verdrong zich al voor de poortjes naar de sporen van het station, in een geïmproviseerde rij naar Angelsaksisch model. Ik kocht een ticketje naar Roma Tiburtina aan de laatste automaten – goed verstopt voorbij die file – en stak vlotjes alle wachtenden voor de Leonardo Express voorbij. Een klein uurtje later was ik al in Tiburtina. Naast het treinstation van Tiburtina staat het autostazione Tibus, de place to be voor iedereen die vanuit Lazio naar een andere regio wil. Hier vertrekken alle langeafstandsbussen voor heel Italië, ook de mijne naar L’Aquila. Snel een broodje en wat water en de bus op, 38° gaf het display aan. Dankzij de airco konden daar nog 6 graden van af, maar het bleef er redelijk warm. De busrit naar L’Aquila duurt ongeveer anderhalf uur en er is een bus per dag, die pal in de namiddag aankomt. Vanuit het busstation klim je naar het centrum, meteen een uitstekende cardiotest. Ik logeerde in een van de vele fijne B&B’s in het centrum van de stad.
La terra trema
Er komt een kille, muffe lucht uit de afgesloten en gestutte huizen en kerken. Er is weinig nodig om je de angst en het geschreeuw voor te stellen in de nauwe steegjes, toen de aarde beefde in het holst van de nacht op 6 april 2009. Woningen stortten in, tympanen barstten en brokstukken versperden de straten en de pleintjes. De nachtmerrie kostte het leven aan 309 inwoners en ging voor de overlevenden ook na de beving verder. Jarenlang werden inwoners ondergebracht in de New Towns – die niet bepaald aardbevingsbestendig waren – en werd er puin geruimd, opgebouwd, geld opgehaald en geïnvesteerd.
Voor de buitenstaander, de toerist die nieuwsgierig door het oude centrum loopt, is de reconstructie geslaagd, ook al is ze nog niet af. Voor de inwoners zijn de emotionele en financiële gevolgen zwaar om dragen. Zo zwaar dat velen ondertussen geen voet meer in de stad zetten en verkiezen om ergens anders te gaan wonen. Toch geeft L’Aquila een vrolijke en levendige indruk, zeker op het moment van de passeggiata onder de portici van Corso Vittorio Emanuele. Er is dan ook heel wat te zien en te beleven in de stad die ooit de tweede belangrijkste was van het Koninkrijk van Napels.
99 tuiten
Overal hoor je het geluid van slijpschijven of betonmolens. De privéwoningen zijn ondertussen bijna allemaal heropgebouwd, kerken en openbare gebouwen staan nog gedeeltelijk in de steigers of wachten onderstut op hun lot. Wat historische waarde heeft, gaat voor in de restauratie. Voor sommige kerken zal het uitstel waarschijnlijk afstel betekenen.
In 2026 is L’Aquila culturele hoofdstad van Italië en moeten de iconische bezienswaardigheden toegankelijk zijn voor het publiek. Ook MuNDA, Museo nazionale dell’Abruzzo, zal dan terug naar de oorspronkelijke vestiging in het Castello spagnolo verhuizen. Dat monumentale fort, gebouwd onder Karel V, was lang een van de ankerpunten van de Spaanse verdedigingslinie. In afwachting van de volledige restauratie kan je er voorlopig alleen het indrukwekkende skelet zien van de mammoet met een slagtand, opgegraven in 1954, nabij Scoppito.

Een beperkte greep uit de collectie van het museum is nu te bezichtigen in het oude slachthuis van de stad, vlakbij de Fontana delle 99 Cannelle. Die fontein verwijst naar de 99 kastelen die in de 13e eeuw samensmolten tot L’Aquila. L’Aquila is daarmee de stad van de 99 tuiten (cannelle), maar ook van de 99 kerken, de 99 pleinen en de 99 fonteinen. Niet voor niets lees je op de site van MuNDO dat het museum twee keer is geboren. De houten Madonna’s en Christusbeelden werden zwaar beschadigd tijdens il sisma. Met 3Dprints en andere geavanceerde technologieën slaagden internationale multidisciplinaire teams erin om ze in hun originele staat te herstellen.

Op zondag rijden er geen autobussen de stad uit, geen extra urbani, dus vertrek ik op maandag naar Mascioni, een van de twee plekjes bij het meer van Campotosto. Het wordt de eerste confrontatie met de beperkingen van mijn transportkeuze. De enige bus vertrekt om 14u15, terwijl ik om 10 u uit de B&B moet en er geen bagagedepot is in L’Aquila of omstreken. Het worden vier lange uren op het busstation…
Mascioni
Mi preoccupavo, era in ritardo l’autobus? Domenico, de sympathieke eigenaar van Locanda Mausonium, heet mij meteen welkom in het dorpje Mascioni. Twee dorpjes liggen er rond het meer van Campotosto, het grootste artificiële waterbekken van Italië en het tweede van Europa.

In Mascioni wonen nog 31 mensen, afgesloten van de bewoonde wereld. Met 1 busverbinding naar L’Aquila per dag, geen winkels, geen dokter, geen apotheek … Domenico wordt er een beetje mistroostig van, zeker als hij nostalgisch terugdenkt aan de zomermaanden vroeger. Tot zo’n tien jaar geleden vulde het dorpje zich met families: kinderen kwamen er eerst met hun grootouders en later met hun ouders een maand doorbrengen. Langzaamaan viel het doek over Mascioni, zoals over zovele prachtige plekjes in Italië. Het werd moeilijk te bereiken met het openbaar vervoer, een economische bedrijvigheid viel weg, het dorp liep leeg … Aan het enthousiasme van mijn gastheer zal het in ieder geval niet gelegen hebben. Zijn Locanda is een hotel en het enige restaurant in de buurt. Zowel ’s middags als ’s avonds kan je er terecht voor een authentieke abruzzese keuken. De arrosticini zijn aan mij als veganist niet besteed, maar de gerechten op basis van kikkererwten en linzen des te meer. De porties zijn gigantisch, de pecorino strogeel in het glas.

Tijdens de twee dagen klim ik naar de top van de Monte Mascioni, met een adembenemend uitzicht over het meer en een bloemenzee waarin de gele ginestra en de paarse trifoglio elkaar proberen te overtroeven. Rond het meer kan je een heel stuk stappen, maar als je je voeten graag droog houdt, doe je dat best langs de straat en niet langs de oever. Het meer is een riserva naturale voor veel vogelsoorten – zoals aalschovers en wilde eenden – die hier graag komen rusten, vooral in de herfst.

Aan de vooravond van mijn vertrek strijken drie Duitse motorrijders neer in de locanda. Van zodra de dagen weer langer worden en de zon volop schijnt is het hele park van Gran Sasso terrein van motociclisti. Met de panoramische wegen, prachtige vergezichten en uitdagende bochten vormen de natuurparken in Abruzzo een populaire bestemming. Ik zou er nog veel tegenkomen tijdens mijn trip, maar niet zo joviaal als deze bikers, die na enkele glazen bier en een fles wijn of twee bijna lyrisch werden over mijn manier van reizen. Aber sind Sie nicht einsam, so allein? Volendo had ik zeker gezelschap gevonden 😉.
Met de lift naar boven, of toch niet
Campotosto was een fijne opwarmer maar ik kwam natuurlijk voor de meester van het park, de Gran Sasso. Daarvoor moest ik terug naar L’Aquila, want een rechtstreekse verbinding tussen Campotosto en Campo Imperatore is er niet. Domenico serveerde mij een extra vroeg ontbijtje en bracht me naar de bushalte. Beter te vroeg dan te laat, de enige bus – om 6.40 – wil je immers niet missen. Twee bussen en een paar uur later kwam ik aan in Fonte Cerreto, de uitvalsbasis voor een bezoek aan Campo Imperatore. Hier is de funivia, de lift die je meteen van 1115 naar 2130 meter hoogte brengt. In theorie tenminste, want de kabels worden gerepareerd en de funivia is fuori servizio. Een vervangende busdienst brengt wandelaars drie keer per dag naar boven en weer terug. Vol is vol, zegt de man van de toeristische dienst. Zorg maar dat je hier om 8 u bent als je de navetta om half 9 wil nemen.

De volgende dag wacht ik geduldig op het busje, ticket in de hand, dat stipt vertrekt naar de hoogvlakte. Samen met vier wandelaars en een hond zie ik hoe het landschap van donkergroen in grijs verglijdt, puntige rotsen steken hier en daar omhoog maar het is de Corno Grande die alle aandacht naar zich toe zuigt. Met zijn 2912 m is de Corno Grande de hoogste berg van de Apennijnen.
De bus laat ons achter voor de resten van het hotel Campo Imperatore waar Benito Mussolini gevangen zat en op onnavolgbare manier door de nazi’s werd bevrijd. Het hotel is nu gesloten en wacht op restauratie. Mijn eerste klim gaat naar de Rifugio Duca degli Abruzzi, een berghut met bar, restaurant en slaapplaatsen en vooral een 360° zicht op het massief. Om 9 u is het hier nog heerlijk rustig, de laatste nevelsluiers trekken langzaam op en maken plaats voor de grillige bergkammen. Ik breng de rest van de dag door met klimmen en klauteren, ver uit mijn comfort zone over de richels stappen en vooral niet naar beneden kijken. De zichten zijn de fysieke inspanningen meer dan waard, je wordt overweldigd door natuurschoon, waar je ook kijkt. Om half zes vertrekt de laatste shuttle vanuit Campo Imperatore naar Fonte Cerreto. Ik ga vroeg slapen, er wacht mij nog een wandeling de volgende dag.
Vasto Valley
De receptioniste geeft mij een plannetje mee voor de passeggiata van de dag, een fikse trek vanuit Assergi naar San Pietro della Ienca en terug, met een hoogteverschil van 400 m. Na een bocht zie ik de stadsmuur, tijd om uit te stappen. Het vertrekpunt van de wandeling vinden blijkt niet zo eenvoudig. Letterlijk overal staan er stellingen en wordt er gerestaureerd. De aardbeving trof immers niet alleen L’Aquila in 2009, in de dorpen errond was de vernieling ook enorm.

Ik laat het getimmer achter mij en neem een muilezelpad langs de bergrivier Raiale. De wandeling brengt mij langs de resten van de rotskerk Santa Maria della Croce. Vasto, of Guasto, liep leeg in de loop van de 15e eeuw maar bleef als toponiem bestaan. Meer dan enkele groen overwoekerde stenen zijn er van het oorspronkelijke kasteel niet meer te zien. Anderhalf uur en een flinke klim later sta ik voor de kerk van San Pietro della Ienca.

Sinds 2011 is deze kerk toegewijd aan Johannes Paulus II die hier regelmatig kwam bidden. Ook voor hij paus werd was Wojtyla een graag geziene gast in het park van Gran Sasso. Volgens meerdere websites is het heiligdom een trekpleister voor pelgrims en gelovigen op doorreis. Een handvol kittens en hun mama spelen in de schaduw van de oude fontein, verder heerst er hier vooral rust.
Dan is het tijd om terug af te zakken naar Assergi. Op zo’n 200 m van mijn vertrekpunt staat er plots een witte hond op het pad, een pastore maremmano abruzzese. Plots komt er een tweede uit het struikgewas, en een derde, tot er negen grommende exemplaren mij de weg versperren. Wanneer ik hen in standaard Italiaans toeroep dat ze uit de weg moeten gaan, vervaarlijk zwaaiend met een geïmproviseerde wandelstok, blijft dat zonder resultaat. Basta! klinkt het vanuit het bosje nabij en de honden gaan gehoorzaam aan de kant. Hoewel ze een hoog knuffelgehalte hebben zijn deze honden echt getraind om de kudde te beschermen tegen aanvallen van hongerige beren. Blij dat ik de ontmoeting heelhuids heb doorstaan haast ik mij naar de bushalte, maar daar wacht mij een onaangename verrassing. Geen bussen tussen 12 en 14 u, het wordt eenzaam wachten in de hitte – geen bar of restaurant te bekennen – of te voet naar Fonte Cerreto gaan. Ik kies dan maar voor het laatste.
