Mythen en sagen vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
De vissers van Carate slaagden er al geruime tijd niet in om hun netten zo te vullen dat ze hun gezinnen voldoende te eten konden geven. Het leek wel of het hele meer was leeggevist en ze waren tenslotte de wanhoop nabij.
Na de zoveelste nacht waarin ze de netten leeg ophaalden, overlegden ze met elkaar en besloten ze Sint Albino aan te roepen, hun schutspatroon. Zogezegd zo gedaan, geknield op het ruwe hout van de banken, beloofden ze de heilige om een mis aan hem op te dragen in ruil voor een goede vangst.
Diezelfde nacht zagen ze de resultaten, ze konden hun netten met moeite binnenhalen door de grote vracht vis. De vreugde was groot tot iemand zich de heilige gelofte herinnerde en de vissers begonnen in te schatten hoeveel hun vangst zou opbrengen. Als ze die opbrengst verminderden met wat ze nodig hadden voor hun gezin en voor het aflossen van de schulden die ze in de lange periode van magere vangsten hadden gemaakt, zou er niet genoeg overblijven om een mis te houden voor hun heilige. Daarom richtten ze een smeekbede tot hem met het verzoek: “Sint Albino, heb geduld, want als je ons niet meer schenkt, kunnen wij jou niets schenken”.
De heilige was echter onverbiddelijk, hij hield eraan vast dat de gelofte ingelost moest worden en besloot ze te straffen. Zo gebeurde het dat er de volgende nacht aan alle kanten aal, karper, baars en vele andere soorten vis rond de boten sprongen en weer terugdoken in het water, terwijl de vissers met lege netten bleven zitten.
De gestraften waren razend, ze roeiden zo snel ze konden naar de oever, renden naar de kerk, haalden het houten beeld van Sint Albino van de muur en stookten er een groot vuur van.
Sinds die tijd hebben de inwoners van Carate de bijnaam “heiligenverbranders” (bruciasanti).