Samen met Valle d’Aosta grenst Piemonte in het noorden aan Zwitserland en Frankrijk. Voor ons als inwoners van de lage landen is het daardoor vaak de toegangspoort voor ons favoriete land, Italië. Ontdek samen met Taste Italy enkele mooie plekken in Piemonte.
Wie even genoeg heeft van de Gorgonzola, Barbera d’Alba , Slow Food, de luxe van het adellijke Turijn en daarom tijdelijk de contemplatieve toer op wil gaan zit goed in Piemonte. Een aantal pelgrimsroutes vanuit het noorden naar Rome doorkruist de regio en dit heeft duidelijk sporen nagelaten. “Oremus!”
Een aftakking van de eeuwenoude Francigena duikt vanuit de Franse Alpen de vallei van de Dora Riparia binnen, beter gekend onder de naam Valle di Susa. Volgens sommige historici was het dit dal dat opschrikte toen Hannibal er met zijn olifanten passeerde op weg naar Rome. Na de Romeinse tijd keerde het sluimerend bestaan terug totdat na de tweede wereldoorlog het skitoerisme op gang kwam. In de laatste jaren ontstond er opnieuw commotie wegens de aanleg van de hogesnelheidstrein die Turijn met Lyon moet verbinden. De protesten ertegen zijn nog steeds niet geluwd.
Susa, een alleraardigst stadje, bewaart nog enkele interessante getuigenissen uit de Romeinse periode. Vooreerst is er de goed bewaarde triomfboog ter ere van keizer Augustus. Aan de andere zijde van het park leidt de imposante Porta Savoia naar de kathedraal. Ietwat buiten het centrum werd in de jaren ’60 van vorige eeuw het kleine amfitheater blootgelegd en grotendeels gerestaureerd. Gedurende een korte periode in de 15de eeuw kon de befaamde lijkwade van Turijn in Susa aanbeden worden.
Sacraal arendsnest
Voor de middeleeuwse pelgrim stond daarna de Sacra di San Michele op het programma. Maar eenmaal aangekomen in Sant’Ambrogio di Torino bemerkte hij dat dit heiligdom zich hoog bovenop een klip bevindt. Er wachtten hem nog zware uren voordat hij door de poort deze abdij kon binnen stappen. Vaak stelde hij die trip uit tot de volgende dag. Gelukkig beschikken we vandaag over gemotoriseerd vervoer om tot aan de parking te rijden. Daar rest ons nog een halve kilometer die we te voet moeten afleggen.
De abdij torent als een arendsnest hoog tegen de hemel. In oorsprong dateert ze uit de 9de eeuw en werd meermaals verbouwd. Toch bleef de constructie twijfelen tussen een versterkte burcht en een religieus bouwwerk met imposante trappen, duistere hoeken, fascinerende portieken, een mysterieuze crypte en prachtige fresco’s. Vanop de hoogte geniet je van een adembenemend panorama over de wijde omgeving. Geen wonder dat Umberto Eco deze abdij een prominente plaats toebedeelt in zijn boek “In de Naam van de Roos”.
Verrassend mooie fresco’s
We vervolgen onze weg richting Turijn om al vlug halt te houden in Sant’Antonio di Ranverso. Het eerste wat opvalt is de stèle met het Tau-kruis, symbool voor de orde van Sint-Antonius. Deze broeders hielden zich vooral bezig met ziekenzorg. Vooral zona en het zogenaamde Sint-Antoniusvuur werden behandeld. Dit werd toen nog als besmettelijk aanzien. Pas later werd duidelijk dat men de ziekte verkreeg door het eten van bedorven roggebrood. Vooral de armere bevolking werd erdoor getroffen. In latere periodes konden ook pestlijders hier hun toevlucht zoeken.
Voordat men zich toelegde op de verzorging van zieken werd er in 1188 al een “ospedale” of gasthuis opgericht voor de pelgrims. Het geheel werd in het midden van de 14de eeuw heropgebouwd in een eigenaardige gotische stijl waarbij vooral de slanke pinakels opvallen. Binnenin zijn enkele prachtige fresco’s te bezichtigen. Daarvoor alleen al is een bezoek aan dit oord een must voor elke kunstliefhebber.
Danse macabre
Ten oosten van Turijn, verscholen tussen de heuvels, leidt een smalle, dalende weg vanuit Albugnano naar de Santa Maria di Vezzolano, een van meest karakteristieke abdijen van Piemonte. Het duurt een tijdje voordat je links beneden voor het eerst zicht krijgt op de abdij. Enkele bochten later bereik je het einde van de weg waar je zonder problemen de wagen kunt achterlaten.
Als we ons naar de ingang van de kerk begeven valt al onmiddellijk de 13de-eeuwse façade op, opgetrokken in een romaanse stijl die heel typisch is voor noord-Italië en algemeen aangeduid wordt als de Lombardische stijl. We herkennen de rijen blinde bogen zoals we die bij voorbeeld ook aantreffen in Parma.
Hoe fascinerend deze voorgevel ook mag wezen, de verrassing valt reeds bij het binnentreden. Onmiddellijk springt het rijk versierde doksaal in het oog. Een dergelijke afscheiding vindt men meestal alleen tussen het schip van de kerk en het koor. Maar hier treffen we deze doorgang reeds aan in het voorportaal. En er is meer. Deze architectonische constructie is typisch voor Frankrijk en komt heel zelden voor in Italië. De link met Savoie wordt hier nogmaals onderstreept. Uit een inscriptie leren we dat het geheel voltooid werd in 1189, “gedurende het bewind van Federico Barbarossa.”
Uiteraard gaan we ook dieper de kerk en de kloostertuin binnen om er onder andere te genieten van enkele prachtige fresco’s die teruggaan tot de 13de-14de eeuw. Zoals gebruikelijk tonen ze ons enkele herkenbare Bijbelse taferelen. Maar onder het fresco dat het bezoek van de 3 koningen (of Magiërs) voorstelt, vinden we een verwijzing naar de stichtingslegende: Karel de Grote die opgeschrikt wordt door dansende skeletten. Een prachtige danse macabre.
Marc Vandenbon
Auteur van “Innemend Italië”
www.innemenditalie.be