Legendes uit het Valtellina (5): Over het ontstaan van de dalen van de Bitto

Eriu en de Vrouw met het kropgezwel – Tekening van Laura Toschi in Eriu e come naque il Bitto

De jonge herder, Eriu genaamd, was veertien dagen lang met zijn kudde geiten in de bergen rond de valleien van de rivier de Bitto. Overdag warmde de zomerzon de dagen en hoewel het ’s nachts op de hoge bergweiden fris was, was het er goed uit te houden. Het was er doodstil en men hoorde alleen het stromen van het water over keien. Eriu leefde hier eenzaam in nauw contact met de natuur en vond ’s nachts een schuilplaats in een grot. Hij ontwaakte als de zon opkwam en stond op bij het eerste licht.

Op een dag echter, terwijl hij met zijn geiten op de bergweide was, zag hij een vreemde figuur uit het bos komen met in de hand een larikstak. De figuur kwam langzaam dichterbij maar bleef er vreemd uitzien. Eriu pakte voor alle zekerheid een stevige stok en wachtte tot de ongelooflijke figuur dichterbij kwam. Uit de verte kon hij niet zien of het een man of vrouw as. De haren waren lang en grijs, de voeten gewikkeld in gedroogd hooi met strepen van schors, de rug en het lichaam gehuld in lompen en alleen de behaarde onderarmen en handen lieten vermoeden dat onder die merkwaardige kleding een persoon schuilging. Toen de figuur dichterbij kwam had hij de neiging te vluchten, maar iets verhinderde hem dat, hij zweette en kon niet meer bewegen noch praten. Hij wilde gillen opdat de andere herders hem zouden horen, maar er kwam geen geluid uit zijn keel. Pas toen de figuur vlak voor hem stond, zag Eriu dat het een oude vrouw was met een groot kropgezwel onder de kin.

De vrouw zette de lariksstok neer, en ging, wat hijgend, zitten zonder iets te zeggen. Je kon haar moeilijke ademhaling horen en daarom pakte Eriu een houten schotel, vulde die met geitenmelk en overhandigde die aan de oude vrouw. De vrouw bedankte hem met een glimlach en dronk de schotel langzaam leeg. Toen ze weer bij adem was, vroeg ze Eriu hoe hij heette. Eriu, somverbaasd, maar gerustgesteld door haar vriendelijkheid, antwoordde de vrouw en merkte dat hij haar goed kon begrijpen. Daarop begon de vrouw met haar verhaal:

“Ik woon op deze bergen en in de bossen vanaf de dag dat de eerste boom ging groeien en tot de dag dat er nog maar één boom over is, zal ik hier blijven wonen”. Zo begon de vrouw haar verhaal. “Op mijn rug draag ik alle jaren mee waarin ik tussen deze rotsen liep, terwijl ik me voedde en kleedde met wat het bos me gaf. Zo had ik geen last van de kou of de hitte, ik sliep onder de sterren en de hemel, sprak met de wind en de dieren. Als alles bedekt is met sneeuw, ga ik slapen en ontwaak pas als het nieuwe gras door de sneeuw komt.” Ze voegde hieraan toe:
“Ik ben de bewaakster van deze bossen en zal iedereen helpen die ze wil verzorgen”.

De herder zei spontaan, en vond daarvoor meteen de woorden, dat de bossen voor hem en zijn familie het leven betekenden omdat ze hen het hout leverden voor hun schoeisel en voor de bouw van de baite en dat ze zeker niet van plan warende bossen slecht te behandelen. De oude vrouw begreep wat hij zei en om hem gerust te stellen zei ze: “de bomen gaan door het leven zoals de mensen en helpen hen te leven en te herstellen van de onberekenbaarheid van de tijd, dat geven de bossen aan de mensen en niets anders”. Eriu begreep haar les en luisterde naar wat ze nog meer zou vertellen.

Ze vroeg nog wat melk aan hem, en ze vervolgde: “Voordat de bergen bedekt waren door bossen, waren ze verbonden met de bergen die je voor je ziet en liep er slechts één rivier door. De rivier was ontstaan met de bergen. Op de bergen groeide nog weinig gras en wat struiken, ze waren het grootste deel van het jaar bedekt met sneeuw, hoewel de zomerzon iets van de ijslaag ontdooide. Jaren later begon de sterker geworden zon de kou te verdrijven en verdween tenslotte alle resterende sneeuw. De jagers konden zonder moeite van de ene naar de andere kant van de rivier komen.

Er waren dieren in overvloed, vooral bij de rivier waar ze kwamen drinken en er veel gras groeide. Daarom kwamen er vele jagers uit de verre omgeving naar deze berg en naar dat dal dat makkelijk te bereiken was en prachtig groen was. Binnen enkele jaren waren alle dieren door de jagers gedood en verdween ook het gras in de warme zomers. Daarom wendden de jagers zich tot de hemel om hulp te vragen. Hun stemmen kwamen zo hoog dat in één klap de lucht zwart werd en de aarde angstwekkend begon te beven. Het gedonder en de bliksemschichten maakten de omgeving tot een hel en toen alles weer tot rust was gekomen, was het gebergte veranderd. Er waren nu twee rivieren die er doorheen liepen, gescheiden door een berg met een afgeronde top en die aan de voet van de berg weer bij elkaar kwamen.

De herders, nog steeds beangst, maar wel gezond en gered konden niet begrijpen wat er gebeurd was toen een zonnestraal uit de lucht kwam naar de aarde, daar de gedaante aannam van een oude man met een lange witte baard die hen zei dat hij hun verzoek had verhoord. De bergen waren gescheiden, de rivieren waren er twee geworden, met grote diepe dalen, waardoor het voor de mensen moeilijk was geworden om van de ene naar de andere kant te komen, zodat daarmee de dieren het leven zouden behouden voor de herders die daar woonden.

De oude waarschuwde dat, ook al waren er gescheiden rivieren, er een onderaardse stroom bleef bestaan. Tussen de dalen was er een berg, niet erg hoog, waar al snel bomen zouden willen groeien tot aan de top en nog een bron om het leven aan de mensen te schenken. Ieder jaar, halverwege de winter, zouden de inwoners van de dalen de zon twee keer in één dag op kunnen zien komen en zolang dat het geval was kon er niets gebeuren. In het ene dal groeiden hoge bomen (alberi), en dat dal zal daarom Albaredo heten. In het andere dal loopt de rivier dicht bij de bewoners en levert hun grind (ghaia) leveren voor de bouw en zal de naam daarom Gerola zijn”.

Daarop stond de vrouw op en verdween achter de bosrand, Eriu in stomme verbazing achterlatend.

 

Sluit je vandaag nog GRATIS aan als Italofan!
Over Ruud Metselaar 132 Artikelen
Ruud Metselaar is emeritus hoogleraar van de Technische Universiteit Eindhoven. Hij is al tientallen jaren een vaste bezoeker van het Comomeer en heeft zich in die tijd verdiept in de geschiedenis, het landschap en de kunst van dit gebied. Veel van zijn ervaringen werden gepubliceerd in artikelen, waarvan een groot deel is verwerkt in vijf boeken. Meer informatie kan je vinden op http://comomeerinfo.nl/index.html

Taste-Italy.be maakt gebruik van cookies. Door onze website te bezoeken verklaar je je hiermee akkoord. Meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'cookies toestaan" om de surfervaring te verbeteren. Als je doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van de cookie-instellingen of je klikt op "Accepteren" dan ga je akkoord met deze instellingen.

Sluiten