Alberik stierf in 954, na een bewind van 22 jaar. Een paar dagen voor zijn overlijden had hij aan het altaar van de Sint Pieter de Romeinse edelen plechtig laten beloven dat ze zijn zoon Octavianus tot opvolger van de zittende paus (Agapitus II) zouden kiezen zodra deze gestorven was – wat korte tijd later gebeurde en grond gaf aan speculaties over een gifmoord.
Met de geestelijke macht van Agapitus en de wereldlijke macht van Alberik in een en dezelfde hand kon Octavianus, die nu door het leven ging onder de naam Johannes XII, in Rome de perfecte autocratie vestigen. De nieuwe paus was geboren uit het huwelijk van Alberik met Hugo’s dochter Alda en was bij zijn aantreden nauwelijks zestien. Als losbandige, wellustige jongeman voelde hij zich het meest thuis in de kroeg en het bordeel. Onder zijn bewind verschilde het Vaticaan dan ook niet veel van dat soort lokalen. Het lichaam, in het bijzonder het vrouwenlichaam, was voor Johannes interessanter dan de ziel, de drijfjacht spannender dan de processie en het dobbelspel gezelliger dan psalmgezang.
Bij zijn uitspattingen was het puikje van de Romeinse adel van de partij, en er was geen dame of – zo beweerden kwade tongen – heer met wie hij het bed niet had gedeeld. Als hij dronken van tafel opstond, liep hij naar de stal om daar, toostend op heidense goden, diakens of bisschoppen in te wijden en missen te celebreren.
In 960 bood Johannes de Duitse koning Otto I de keizerskroon aan met de uitnodiging om naar Rome te komen.