De beste Italiaanse Operacomponisten 4: Vincenzo Bellini

*  03-11-1801 Catania (Sicilië) – †  23-09-1835 Puteaux (nabij Parijs)

Vincenzo Bellini werd geboren in Catania op 3 november 1801. Hij begon zijn muzikale studie aanvankelijk binnen het gezin. Zijn vader was organist. Als jongeman won hij met zijn kerkelijke muziek een beurs om aan het Koninklijk Conservatorium van Napels te gaan studeren waar hij acht jaar verbleef. Hier studeerde hij bij Nicola Zingarelli en leerde er de werken van Haydn, Mozart en Pergolesi grondig kennen.

Beroemdheid

De Napolitaanse opvoering van Semiramide (1824) van Rossini maakte op Bellini grote indruk. Vanaf dit moment wijdde hij zich geheel aan dit genre. In 1825 oogstte hij veel succes met zijn eerste opera, Adelson e Salvini. Daarop kreeg hij de vraag om een opera te componeren voor het San Carlo Theater in Napels. Ook dit werk, Bianca e Fernando (1826) werd een succes. Niet lang daarna ontmoette hij de impresario Domenico Barbaja, die de jonge componist de opdracht gaf om voor de Scala van Milaan een opera te componeren. Dit werd Il Pirata (1927), weeral een succes. De opera werd vrij snel ook in het buitenland opgevoerd, onder meer in Londen, Parijs en New York.

Na de opvoering van dit stuk was hij een wereldberoemde componist. Met dit werk begon voor Bellini’s de nauwe samenwerking met de librettist Felice Romani, die meer dan honderd libretto’s schreef. Deze samenwerking was voor beiden zeer succesvol wat leidde tot de opera`s La Strangiera (1829), I Capuleti e i Montecchi (1830) en vooral La Sonnambula en Norma (beide 1831). De beroemde aria Casta Diva is een van de hoogtepunten van deze laatste opera.

Noodlot

Helaas had Vincenzo ook een slechte eigenschap, namelijk zijn jaloersheid tegenover zijn collega-componisten. Vooral Donizetti moest het ontgelden omdat die in staat was in een paar maanden een opera te schrijven. Bellini lukte dit niet, hij componeerde veel trager. Als hij dan toch trachtte het tempo te verhogen ging het telkens mis. Zijn werken verloren dan aan kwaliteit. Dit uitte zich een eerste maal in zijn opera Zaïra, die hij voor Parma schreef. Het werd dan ook een fiasco. Dit herhaalde zich nog eens met de opera Beatrice di Tenda, wat leidde tot een ruzie met Romani.

Bellini vertrok daarop uit Italië. Hij reisde eerst naar Londen om zich daarna in Parijs te vestigen. Hier oogste hij in het Italiaans theater zijn laatste, en misschien ook zijn grootste succes met I Puritani (1835), een opera over Cromwell. Enkele maanden na de première van deze opera, brak de pest uit in Parijs. Bellini vertrok onmiddellijk terug naar Engeland, maar het was al te laat. Hij werd ziek en enkele maanden na de première, op 23 september 1835, overleed de componist. Hij was amper 34 jaar oud.

Gebroken hart

In het begin toen Bellini nog een  jonge en arme conservatoriumstudent was, gaf hij zangles aan Maddalena Fumaroli, de dochter van de president van het hooggerechtshof. Heel Napels wist van hun liefde, behalve haar ouders. Na het succes van zijn eerste opera besloot Bellini om Maddalena’s hand te vragen. Het aanzoek werd niet alleen geweigerd, de geliefden mochten elkaar ook niet meer zien. Ze waren de wanhoop nabij, maar beloofden elkaar dat hun hart nooit aan iemand anders zou toebehoren. Bellini zei haar dat haar ouders hem zouden smeken om met haar te trouwen voordat hij tien opera’s af zou hebben. ‘Laten we dan zweren dat we verenigd zullen worden na jouw tiende opera’, zei Maddalena. ‘Levend of dood.’ En Bellini zwoer het.

Na zes jaar en zeven opera’s gebeurde wat Bellini had voorspeld. Na zijn wereldwijde succes kreeg hij een brief van Maddalena dat haar vader eindelijk toestemde in een huwelijk. Helaas was Bellini net Norma aan het schrijven. Bellini stuurde Maddalena een lauw antwoord, met de mededeling dat hij na de uitvoeringen van Norma naar Napels zou komen om over de trouwerij te praten. Om een of andere reden ging Bellini niet. Maddalena stierf aan een gebroken hart en stuurde hem vlak voor haar dood een afscheidsbrief waarin ze hem eraan herinnerde dat zij met elkaar verenigd zouden worden na zijn tiende opera. ‘Levend of dood.’ Haar overlijden en laatste woorden maakten grote indruk op de componist. Bellini schreef 10 opera’s, waarna hij stierf.

Nalatenschap

Samen met Gaetano Donizetti en Gioacchino Rossini behoort hij tot de romantische pre-Verdi-generatie die een zwak hebben voor lyrische aria’s en een belangrijk deel van het belcanto-repertoire leverden. Ook al mist hij de bruisende kracht van Donizetti of Rossini en het dramatische van Verdi, mogen we hem toch zien als een groot componist.

Het bewijs hiervan is het grote succes dat hij oogstte en nog steeds oogst met zijn opera’s. Deze opera’s worden nog vrij geregeld opgevoerd. Naast operaster Maria Callas had ook Joan Sutherland een zwak voor de titelrollen. Met zijn prachtige melodieën oefende Bellini ook enorme invloed uit op zowel operacomponisten (Verdi, Wagner) als op instrumentale componisten (Chopin, Liszt). Bellini is jammer genoeg te jong gestorven.

Net zoals Rossini lag hij oorspronkelijk begraven op Père Lachaise te Parijs. In 1876 is hij evenwel herbegraven in de Dom van Catania, Sicilië.

Opera’s

  1. Adelson e Salvini (1825)
  2. Bianca e Femando (1826/1828)
  3. Il Pirata (1827)
  4. La straniera (1829)
  5. Zaïra (1829)
  6. I Capuleti e i Montecchi (1830)
  7. La Sonnambula (1831)
  8. Norma (1831)
  9. Beatrice di Tenda (1833)
  10. I Puritani (1835)

 

 

 

Taste-Italy.be maakt gebruik van cookies. Door onze website te bezoeken verklaar je je hiermee akkoord. Meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'cookies toestaan" om de surfervaring te verbeteren. Als je doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van de cookie-instellingen of je klikt op "Accepteren" dan ga je akkoord met deze instellingen.

Sluiten