Mythen, sagen en legendes vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
Alfredo Martinelli vertelt in ‘L’erba della memoria‘ (Bissoni, Sondrio, 1964) het volgende verhaal over een moeder en haar dochtertje Arigna. Vrij bewerkt naar de versie van M. dei Cas.
Ze kwamen in de kerstdagen terug naar hun dorp Fontaniva in het dal van Arigna. Maar omdat het al laat in de avond was, sloeg de moeder in plaats van het bekende en rustige muilezelpad een kortere route in die door het hart van het dal liep. Haar bedoeling was om recht onder het dorp uit te komen en dan het voetpad te nemen dat van het riviertje naar de laagste huizen liep, maar ze verdwaalde en werd verrast door de eerste sneeuw.
Door de sneeuw konden ze tenslotte niet verder doordat ze bij iedere pas uitgegleden. Ze begreep dat ze Fontaniva nooit zou halen. Ze had een bundel bij zich met lappen stof om thuis op het weefgetouw te bewerken en hoopte daarmee in ieder geval het meisje te redden door haar in de stoffen te wikkelen en zo tegen zich aan neer te leggen en met haar lichaam te verwarmen.
De laatste woorden die ze zei waren “Dochter van me, we moeten deze nacht hier doorbrengen want met deze sneeuw kunnen we niet verder over dit onveilige pad. Slaap rustig en zodra je wakker wordt trekken we verder en zullen we in minder dan geen tijd bij ons huis komen dat niet ver weg kan zijn”. Het meisje, gerustgesteld door de woorden van haar moeder sliep snel in. Al snel echter moest de moeder zich overgeven, ze kon het gevecht tegen de kou niet volhouden en viel ook in slaap en stierf.
Zo brak de ochtend aan. Het meisje sliep nog, onbewust van het gebeurde. Een houthakker daalde af naar de bodem van het dal om wat hout te vinden en merkte de vrouw op, onbeweeglijk In de dood in de poging haar dochter te beschermen. Hij ging hulp halen en het meisje werd gered. Ze groeide op als wees, alleen in het huis. Iedereen mocht haar graag, bood hulp aan en ze was het meisje van Arigna, de dochter van het dal, de dochter van allen.
Toch woog de zwaarte van de eenzaamheid op haar. Ze groeide op als jonge weefster, gewaardeerd om haar bekwaamheid. Hoewel ze de leeftijd had waarop onbezorgdheid overheerst, verliet een waas van triestheid haar nooit. Het was alsof ze nooit het vreemde lot kon vergeten dat haar moeder tot zich genomen had terwijl zij in leven bleef. Op een dag besloot ze terug te gaan naar de plaats waar haar moeder was omgekomen. Ze nam echter niet het voetpad maar daalde af over de rotsen, geniepig en glibberig. Daar viel ze met een verschrikkelijke kreet dicht bij het punt waar de houthakker haar gevonden had met haar moeder en zo stierf ook het meisje van Arigna.