Mythen en sagen vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
In een ver verleden leefde er een koning met drie zonen. Deze waren wanhopig omdat hun vader na een lange ziekte steeds slechter ging zien en uiteindelijk blind werd. De jongste zoon Giovannino was nog maar een knaap maar vroeg overal of iemand een remedie wist tegen deze ziekte van zijn vader.
Op een dag ontmoette hij een oude vrouw die zei dat ze wel een manier wist om hem te genezen. Je moet wel ver lopen zei de vrouw, tot aan de drie vergulde bergen en dan binnen zien te komen bij een tovenaar die een witte merel bezit. Die moet je zien te stelen want alleen als je wat van zijn uitwerpselen op de ogen van je vader smeert, zal hij geheel genezen. De weg erheen is echter vol verleidingen. Neem daarom dit zwarte poeder mee en doe dat in een glas water. Als het water helder wordt, wil dat zeggen dat degene die op zoek is naar de vogel zijn opdracht vergeten is.
Giovannino rende naar huis en vertelde het verhaal aan zijn oude vader en zijn broers en bood aan om meteen de witte merel te gaan zoeken. Maar gezien zijn jonge leeftijd verbood de koning hem dit en gaf de opdracht aan zijn oudste zoon. Deze ging met een goed gevulde beurs op pad, maar toen hij bij een herberg gekomen was waar hij wilde uitrusten, ontmoette hij daar drie mooie meisjes. Hij werd op slag verliefd op de oudste, trouwde haar en vergat totaal de missie die hij voor zijn vader moest uitvoeren.
Na een aantal dagen merkte Giovannino dat het water met het toverpoeder helder werd en vertelde hij dit aan zijn vader, die groot verdriet had over deze domheid.
Daarop vertrok de tweede zoon die een week later ook in dezelfde stad aankwam en daar zijn broer ontmoette.” Wat moet jij nu hier” vroeg die. “Ik ben op zoek naar de witte merel, want jij blijkt de belofte aan onze vader verbroken te hebben”.
Als om zijn gedrag te rechtvaardigen, toonde de broer hem zijn echtgenote en de andere twee mooie meisjes. Een van deze werd smoorverliefd op de broer en tenslotte stemde die ook in met een huwelijk.
Het water in het glas werd opnieuw helder en nu was de laatste hoop gevestigd op Giovannino, die meteen besloot om zelf op weg te gaan naar de witte merel en zijn vader in tranen achterliet.
Hij ontmoette de twee broers die zich vermaakten met het mooie stadsleven en Giovannino verweet ze bitter dat ze hun poging om hun vader te redden hadden opgegeven. Maar als antwoord hierop stelden de broers hem het derde prachtige meisje voor, die op haar beurt ook verliefd werd op hem. “Dit is niet het moment om aan liefde en huwelijk te denken. We moeten nu aan onze vader denken. Jullie doen maar wat jullie willen, maar weet dat je er op een dag spijt van zult hebben” riep Giovannino.
Nadat hij uitgerust had in de herberg, ging de jongen de volgende dag op weg. Onderweg kwam hij bij een kerkhof waar hij voor de ingang een stoffelijk overschot vond dat in staat van ontbinding was. Nieuwsgierig vroeg hij aan de beheerder van het kerkhof waarom hij dit afschuwelijke voorval liet gebeuren.
“Degene die zijn schulden niet betaald, wordt niet begraven” zei deze, waarop Giovannino uit medelijden de schulden betaalde en de ongelukkige liet begraven.
Enkele uren later ontmoette hij naast een voetpad door het bos een oude houthakker. “Waar ga je heen jongen, met je bezorgde gedrag” vroeg de houthakker.
“Ik zoek de witte merel om het gezicht van mijn vader weer terug te krijgen” antwoordde Giovannino. “Volg dan mijn raad op, neem eerst dit horloge, ga dan het bos door, waarna je bij een rivier uitkomt. Daar zal je een man vinden die met zijn boot personen overvaart; laat je overzetten maar zeg niets over je missie. Ga dan de berg op in het westen en vandaar zal je het paleis van de tovenaar zien. Maar let op, je kunt er alleen maar binnen op het middaguur, want om die tijd slapen de tovenaar en zijn dienaars en ze slapen vast. Je zal de witte merel vinden bovenaan de eerste traptrede achter een kapotte kooi. Maar verander daar niets aan want anders zal het slecht aflopen”.
De jongen volgde de raad van de houthakker precies op, maar toen hij de kooi greep met de witte merel was hij bang dat die zou kunnen ontsnappen door de grote opening in de kooi en in zijn opwinding probeerde hij deze te vervangen door een andere kooi die ernaast stond. Op dat moment begon de merel uitzinnig te krijsen, waardoor de wacht ontwaakte en Giovannino gevangennam en hem opsloot in een cel. De tovenaar was woedend en liet de jongen weten dat hij de volgende dag berecht zou worden.
Giovannino huilde en wanhoopte, maar gedurende de nacht werd hij getroost door een vriendelijke stem: “Begin morgenochtend te zingen en toon je vrolijk. De tovenaar zal je vragen waarom en je moet hem zeggen dat je de dood absoluut niet vreest. Hij zal je dan je leven schenken als je erin slaagt om het zwarte paard van zijn verklaarde vijand, de tovenaar Moregno, te stelen. Je moet toestemmen want het is je enige hoop op een goede afloop. Maar let op: ook hier moet je precies op het middaguur de stal ingaan en er alleen voor zorgen in het zadel van het paard te komen en verder alles te laten zoals je het vindt”. Alles verliep volgens de voorspelling van de mysterieuze stem, maar voordat Giovannino op het zadel van het zwarte paard sprong, wilde hij het versleten zadel vervangen door een beter. Daarop werd iedereen wakker van het gehinnik van het paard en kwam de jongen weer in het nauw. Een andere cel, een andere tovenaar, maar hetzelfde vonnis: de dood.
“Bravo! Je hebt je weer aardig in de nesten gewerkt” zei de nachtelijke stem. “Je moet nu echt doen wat ik je zeg anders is alle hoop voor jou verloren. Morgenochtend begin je opnieuw te zingen en je vrolijk voor te doen, zodat de tovenaar Moregno je zal vragen de mooie Dusolina te stelen en hij zal je in ruil daarvoor het zwarte paard geven. Het meisje bevindt zich in een betoverd kasteel en is zelf ook onder betovering. Raak niets aan van alles wat je in het grote park tegenkomt, bomen en stenen. Dusolina zal je uitnodigen voor een lunch, maar let erop dat je alleen eet wat ze je zelf serveert. Ze zal je vragen om te kaarten maar weiger om dat te doen met door haar geschudde kaarten want anders zul je zeker verliezen. Gebruik in plaats daarvan het toverpak kaarten dat je morgenochtend bij het ontwaken zult vinden. De rest gaat het vanzelf”.
Inderdaad won Giovannino makkelijk van Dusolina. Hij won de hele inventaris, het park en tenslotte het kasteel tot het moment dat ze om zijn hals viel en zei dat ze verliefd op hem was en met hem wilde trouwen. Op dat moment werd de betovering verbroken en terwijl de twee wegliepen door het park veranderden de bomen en stenen in mannen en vrouwen, die eindelijk bevrijd waren van hun ellendig lot.
Maar nu komt het mooie: hij moest terug naar de tovenaar Moregno om Dusolina daar achter te laten in ruil voor het zwarte paard om vervolgens bij de andere tovenaar het paard te ruilen voor de vogel. De hele reis huilde de mooie Dusolina en smeekte ze Giovannino om haar nooit meer te verlaten. De knaap bedacht daarop een list: als hij bij Moregno was en op het zwarte paard zat, zou hij doen alsof hij afscheid nam van Dusolina en haar op dat moment in het zadel trekken. En dan zo snel mogelijk er vandoor. De wachten van de magiër slaagden er niet in hem te grijpen, verloren hem uit het oog en gingen kwaad terug naar het kasteel.
Ze galoppeerden en galoppeerden op het zwarte paard dat snel en onvermoeibaar bleek en zo kwamen de twee in het zicht van het kasteel van de tovenaar op de berg. Deze, getroffen door de schoonheid van Dusolina, stelde Giovannino voor de merel mee te nemen maar die jonge vrouw daar te laten. De jongen deed of hij het aanbod accepteerde, maar op dezelfde manier als vorige keer wist hij op het paard met de merel en Dusolina te ontsnappen.
Nadat ze de woedende wachten van de tovenaar voorbij waren, rustten ze uit in de nabijheid van de bossen waar Giovannino enkele maanden eerder de houthakker had ontmoet. En precies daar hoorde de jongen de vriendelijke stem die hem tijdens de nachten in gevangenschap raad had gegeven:
“Gelukgewenst, jongeman, je bent nu een man geworden en het leven ligt in je handen”.
“Maar zeg me, wie bent u?” vroeg Giovannino.
“Ik ben die dode die daar door iedereen verlaten was en die jij een christelijk graf hebt verschaft door de schulden af te betalen”.
De terugkeer van de jongen bij zijn vader zorgde dat er een hele week feest werd gevierd aan het Hof. De oude man kreeg zijn gezichtsvermogen terug en Giovannino en Dusolina vierden hun bruiloft.
En hoe liep het af met de broers? Omdat ze ongehoorzaam waren geweest aan hun vader, werden ze onterfd en met hun vrouwen verbannen.