Mythen en sagen vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
In de volksverhalen spelen geesten een grote rol. De zgn. ‘spiritello beffardo’, de spottende geest was niet echt kwaadaardig, maar andere verschijningen die men aan het Lario ‘pagür’ noemde (van paura, dus angst), omdat ze de mensen angst aanjoegen, waren een waarschuwing voor slechte zaken. Alleen degenen die een zondige ziel hadden ontmoetten deze, voor de anderen was hun bestaan slechts een waarschuwing.
Onder hen was de duivelse bok legendarisch. De gewone bok met zijn horens, zijn grote onbeweeglijke ogen en de sik die de spitse snuit beëindigde, was altijd een symbool voor het demonische. En voor de arme mensen aan het Comomeer was het ook een zeer nuttig dier: omdat ze de bomen zwaar beschadigden om zich met de malse bladeren en vruchten te kunnen voeden, groeiden de bomen tenslotte niet meer aan en leverden ze het zo noodzakelijke hout voor de houtskool. Bovendien slaagden ze erin gras te vinden op de steilste en meest verlaten berghellingen en gaven ze ’s avonds voldoende melk, waarmee men een polenta kon bereiden of kaas maken.
Zo was er de duivelse verschijning die ‘cavra sba-giola’ werd genoemd, een monsterlijke vogel met een geitenkop, die ’s nachts ronddwaalde en probeerde binnen te komen bij slapende mensen met een slecht geweten. Dit geloof heerste aan de hele oostkant van het meer, terwijl men aan de westkant de ‘Cavra del Circirunbel’ kende. Ook deze leefde in grotten zoals we die bijvoorbeeld vinden in de kalkholen tussen Nobiallo en Acquaseria langs de Sasso Rancio. Ze verscheen ’s nachts en de kinderen zongen met schrik het volgende rijmpje:
Ik ben de bok van de Circirunbel,
Zonder hoorns en zonder huid,
Met een touw om mijn kop gewikkeld:
Die hier binnenkomt zal ik opeten!