Mythen en sagen vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
Het dorpje Cremia ligt op de groene flanken van de Monte Bregagno. Aan de reiziger die het dorp over het meer nadert, springt meteen het kerkje van Sint Vito in het oog: er zijn twee torens, de ene slank en iets overhangend, de andere hoog en massief. De eerste toren is het oudst, waarschijnlijk dateert ze al uit de 11e eeuw, de tweede werd eerst veel later toegevoegd en pas in de 16e eeuw voltooid. Over deze torens bestaat een vermakelijk verhaal dat, hoewel het niet wetenschappelijk is onderbouwd, tenminste de verdienste heeft dat het gracieus is.
Het verhaal wil dat – in tegenstelling tot wat de historici beweren – de eerste toren die men bouwde de grootste was, welke vanaf het begin de klokken had waarmee de kerkelijke diensten werden ingeluid. De vroegere inwoners van Cremia muntten echter niet uit door overdreven godsdienstijver. Hun kerk was gebouwd aan de oever van het meer, terwijl het dorp wat hoger tegen de berghelling lag. En als nu de priester met groot enthousiasme aan de touwen van de “heilige bronzen” trok om het begin van de mis aan te kondigen, dan daalden de gelovigen op hun gemak de helling af, zonder zich ook maar iets te haasten. Nee erger nog, ze arriveerden meestal pas als de dienst al lang begonnen was.
Recht tegenover de kerk had namelijk een herbergier, begiftigd met een fijn gevoel voor zaken, zijn herberg geopend, en daar gingen de inwoners van Cremia eerst even naar binnen om snel een glaasje wijn te nuttigen. Eerst op het moment dat ze de klok het “Sanctus” hoorden luiden, besloten ze om met tegenzin over de drempel van de St.Vito te stappen. En dat nog niet eens altijd: soms, na vele glazen witte wijn, vergaten ze geheel waarvoor ze van huis waren gegaan en keerden ze vrolijk en grappen makend weer terug naar het dorp.
De arme priester was daar niet bijzonder gelukkig mee en hij bracht slapeloze nachten door met het bedenken van een manier om de onverschillige houding van zijn parochianen te veranderen. Hij dacht en dacht en kreeg eindelijk een idee: hij riep de metselaar bij zich en liet het tweede torentje bouwen, waarin hij slechts één klok liet monteren. Na enige tijd was de toren klaar en de dorpelingen gingen die zondag zoals gewoonlijk weer eerst even naar de herberg terwijl de priester vrijwel alleen de mis opdroeg. Maar zie, terwijl de klok in de grote toren het “Sanctus” begon te luiden, klonk tegelijkertijd hoog en brutaal de klok van de tweede toren. Verslagen begrepen de burgers wat er aan de hand was: ze namen hun plaats in de St. Vito in en vanaf die dag waren ze op tijd bij de diensten.