28 april 1462: “CUM ALMAM NOSTRAM URBEM”

Rome trekt jaarlijks miljoenen bezoekers die aangetrokken worden door vele factoren: de musea, talloze kerken, het ontelbaar aantal kunstschatten, verrassende hoekjes en kantjes en ten slotte de zovele Romeinse ruïnes. Dat deze laatsten nog in zo een grote getale aanwezig zijn hebben we onder andere te danken aan paus Pius II die in 1462 een bul uitvaardigde ter bescherming van het oude Romeinse patrimonium. Al wie nog betrapt werd op het vernietigen van de klassieke gebouwen of het wegnemen van het marmer, liep het gevaar geëxcommuniceerd te worden. In de 15de eeuw betekende dit nog wat.

Paus Pius II was een van de eerste pausen die dacht in de lijn van de renaissance en het humanisme. Hoewel van heel bescheiden afkomst kreeg hij toch de kans om in Siena te studeren. Eenmaal hij hoger op de hiërarchische kerkelijke ladder kwam verbaasde hij iedereen door zijn intelligentie en schrander inzicht. Hij kende vooral een enorme voorliefde voor de architectuur. Zonder te overdrijven kan men stellen dat ook het aanzicht van het huidige Siena voor een groot deel aan hem te danken is.

Hij werd als Enea Silvio Bartolemeo Piccolomini geboren in Corsignano, een klein plaatsje in het zuiden van Toscane. Zoek het niet op, want het bestaat niet meer. Althans niet meer onder deze naam. Het werd herdoopt tot Pienza, verwijzend naar zijn pauselijke naam. Al vlug fungeerde zijn geboortestadje als een soort van pilootproject: het realiseren van de ideale stad. Rond een nieuw centraal plein moesten de belangrijkste religieuze en burgerlijke gebouwen elkaar vinden. Naast de prachtige domkerk verrees het Palazzo Piccolomini, het bisschoppelijk paleis werd herbouwd en het raadhuis werd in dezelfde renaissancestijl opgetrokken. Dat alles moest een harmonieuze eenheid uitstralen. Verder werden Romeinse kardinalen onder lichte dwang uitgenodigd om een statig herenhuis in de hoofdstraat van Pienza neer te zetten. Nu, Pius II was niet de eerste en evenmin de laatste paus die de christelijke naastenliefde en solidariteit op die manier interpreteerde en profiteerde van de rijkdom van het Vaticaan.

Le strade bianche

Ten noorden van Pienza in de richting van Siena ligt Le Crete, een eerder dor gebied gekenmerkt door glooiende heuvels, ruw, soms getooid met de typische cipressen, wijngaarden en olijven. Het ene fotogenieke panorama volgt het andere op. Maar sinds een tiental jaar is dit ook het Mekka van de wielertoerist. Het begon als initiatief van een aantal nostalgici naar de beginjaren van het wielrennen. Ondertussen heeft de klassieker Le Strade Bianche definitief zijn plaats veroverd tussen de kasseikoersen van Vlaanderen en Noord-Frankrijk. Alleen zijn de hobbelige stenen vervangen door een mengsel van zand en grind.

De oorsprong is te vinden in l’Eroica, eigenlijk een combinatie van meerdere trajecten die wielerfanaten op het einde van vorige eeuw in het leven hebben geroepen om de tijd van Nencini, Motta, Gimondi en Adorni nieuw leven in te blazen. De fietsen, met stalen kader, moeten minstens 30 jaar oud zijn. De versnellingshandeltjes zijn gemonteerd op het kader en de kabeltjes lopen als van oudsher langs de buizen tot aan het versnellingsapparaat. Ook de voetriempjes zijn een verplichting. En voor zover ik weet zijn er langs de diverse parcours evenmin gelegenheden waar Palm of Westmalle geserveerd wordt. Jammer voor de Vlaamse wielertoeristen die gewoon zijn om het stof op deze manier door te spoelen. Waarbij ze ondertussen per (bier)rondje hun gemiddelde snelheid de hoogte injagen met op zijn minst 5 kilometer per uur. Maar het blijft een aanrader. En valt het fietsen al te lastig, de Vespa biedt een leuk alternatief.

Dante is geen Nostradamus

In de onmiddellijke buurt van Pienza ligt Chiusi. Nochtans, Dante Alighieri had er geen goed oog in. We lezen even mee wat hij in zijn Paradiso schrijft:

“Se tu riguardi Luni e Orbisaglia

come sono ite, e come se ne vanno

di retro ad esse Chiusi e Senigaglia…”

Met deze passage poogt Dante aan te geven dat alle mensen vergankelijk zijn, net zoals steden na verloop van tijd verlaten worden en tot ruïnes vervallen. Als voorbeeld vermeldt hij Luni, Urbs Salvia, Chiusi en Senigallia. Toegegeven, van Luni (net over de Toscaanse grens met Liguria) rest vandaag nog enkel een (interessante!) Romeinse site maar naast het klassieke Urbs Salvia ontstond een moderne versie en Senigallia is nog steeds een levendig kuststadje (beide laatste in Le Marche).

Een beetje opzoekingswerk vooraf leerde ons dat we het de Fiorentijnse dichter niet kwalijk konden nemen dat hij voor Chiusi geen gunstige toekomst voorzag. In zijn tijd, begin 14de eeuw, was het plaatsje niets meer dan een half verlaten dorp, geteisterd door de muggen aangetrokken door de omliggende moerassen. Malaria had er vrij spel en het roemrijke Etruskische verleden lag al vele eeuwen in de vergeetput.

Chiusi ondergronds

Maar het is precies dit Etruskische verleden dat Chiusi vandaag op de toeristische kaart plaatst, te beginnen met het Museo Archeologico Nazionale. We hebben reeds jaren geleden geleerd dat ook in Italië de kleinere musea vaak veel interessanter zijn dan hun grote broers uit de toeristische centra. In zijn huidige vorm en opstelling dateert het museum van het begin van deze eeuw. Bij de totale vernieuwing heeft men veel aandacht besteed aan de educatieve duiding van de artefacten. Daarom biedt het ook voor de niet-kenners de gelegenheid om iets op te steken van de Etruskische cultuur.

Alle voorwerpen, vazen, speerpunten, urnen, sarcofagen… komen uit de onmiddellijke omgeving. Ook hier bevinden zich enkele Etruskische graven, genoemd naar een of ander kenmerk, afkomstig uit de rijke beschildering van de ondergrondse ruimte. Zo onderscheiden we de tomba del Leone, del Pellegrino, del Collo en della Scimmia (de aap). Vooral deze laatste is het bezoek overwaard (info in het museum). Er vallen zelfs ook nog twee vroegchristelijke catacomben te ontdekken.

Onder de toren recht tegenover het museum bevindt zich een waterreservoir dat gevoed wordt door een vroegere Etruskische aquaduct. Dit ondergronds labyrint is te bezoeken via het museum rechts van de kathedraal. De naam Labirinto di Porsenna slaat terug op een legendarische Etruskische koning. Een leuke ervaring. En werp ook nog een oogje in de kerk. Daar dragen de zuilen nogal wat verschillende kapitelen, alle gerecupereerd uit vroegere Romeinse gebouwen. Net zoals het zo vaak te zien valt in Rome zelf.

Marc Vandenbon

Auteur van “Innemend Italië”

www.innemenditalie.be

Over Marc Vandenbon 38 Artikelen
Voor Bruggeling Marc Vandenbon is Italië een ware passie. Hij bezocht het land talloze keren en bundelde zijn kennis in zijn boek “Innemend Italië”. Voor meer informatie: www.innemenditalie.be

Taste-Italy.be maakt gebruik van cookies. Door onze website te bezoeken verklaar je je hiermee akkoord. Meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'cookies toestaan" om de surfervaring te verbeteren. Als je doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van de cookie-instellingen of je klikt op "Accepteren" dan ga je akkoord met deze instellingen.

Sluiten