De naam Sofonisba Anguissola (c. 1532-1625) doet waarschijnlijk niet direct een belletje rinkelen, maar toch genoot ze ten tijde van de late renaissance een internationale reputatie en was ze zo een van de eerste bekende vrouwelijke kunstenaars.
Anguissola werd geboren in een adellijke familie in Cremona. Ze ontving dankzij haar vader een humanistische opvoeding. Omdat ze als vrouw niet naar levende modellen mocht tekenen, gebruikte ze haar familieleden als voorbeeld en schilderde ze zo veel portretten in een huiselijke omgeving.
Portretten
Al snel werd duidelijk dat de kunstenares in het bijzonder uitblonk in het schilderen van portretten. Ze zou zich dan ook op deze tak van de kunst toeleggen. Bijzonder in haar oeuvre is de grote hoeveelheid aan zelfportretten. Door de hoge kwaliteit van haar werken werden deze later vaak toegeschreven aan grote kunstenaars als Titiaan, da Vinci, Moroni, Coello of Zurbaran.
Anguissola’s schilderijen werden bewonderd door vooraanstaande figuren zoals Michelangelo, Vasari, Caravaggio en van Dyck. Michelangelo nam Anguissola onder de vleugels en bood haar begeleiding. Hij gaf haar zelfs zijn schetsboeken. Daaruit kon ze zijn tekeningen overtekenen om te oefenen en ter inspiratie. Michelangelo had tijdens een persoonlijke ontmoeting in Rome een tekening van haar gezien die een lachend meisje afbeeldde. Ze vroeg haar of ze ook een wenend jongetje zou kunnen tekenen. Hij was erg onder de indruk van het resultaat, Asdrubale gebeten door een rivierkreeft.
Caravaggio en Vasari
Niet alleen Michelangelo erkende Anguissola’s talent. Ook Caravaggio was overdonderd. Hij inspireerde zich op deze tekening voor zijn schilderij Jongen gebeten door een hagedis. Vasari schreef in zijn Le Vite de’ più eccellenti pittori, scultori, e architettori: ‘De kunstenares heeft leren tekenen en schilderen naar de natuur, en is bijzonder goed in staat om de grote meesters te kopiëren’ en dat ‘ze uitzonderlijke en prachtige schilderijen aan de mensheid heeft nagelaten.’
Een jaar voor haar overlijden, op drieënnegentigjarige leeftijd, kreeg Anguissola van Dyck op bezoek. Hij was zeer onder de indruk van de kunstenares en heeft ook haar portret geschetst. Van Dyck verklaarde dat hij nog nooit zoveel over de schilderkunst geleerd had dan tijdens zijn bezoek aan haar.
Ook de Europese adel kreeg lucht van haar talent. Filips II van Spanje nodigde Anguissola uit aan het hof als portrettiste. Ze trad er eveneens op als bediende van de infante Isabelle Clara Eugenia en als hofdame van de Spaanse koningin Elizabeth van Valois aan wie ze ook schilderlessen gaf. Van haar staatsieportretten is spijtig genoeg in de zeventiende eeuw een groot deel verloren gegaan door de brand in het Prado.
Bron van inspiratie
Anguissola’s bijzondere levenswandel inspireerde bovendien andere vrouwelijke kunstenaars om een professionele artistieke carrière na te streven. Onder hen bijvoorbeeld Artemisia Gentileschi en Lavinia Fontana. Vrouwen mochten immers niet in de leer gaan bij schilders. Ze leerden het vak meestal dankzij familieleden die zelf kunstenaar waren. Anguissola’s aristocratische afkomst zorgde er evenwel voor dat ze het ambacht kon leren bij de gewaardeerde kunstenaar Bernardino Campi en later bij Bernardino Gatti. Het taboe werd hiermee verbroken.
Ondanks haar geringe naambekendheid was en is Anguissola belangrijker voor de kunstgeschiedenis dan op het eerste gezicht lijkt.