Mythen en sagen vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
Er wordt verteld dat een jonge prins met de naam Barro uit het brandende Troje vluchtte en na omzwervingen terecht kwam in de Brianza, waar hij een dorp stichtte op de berg die Galbiate domineert. Die berg werd daarop Barro genoemd. De kolonie groeide uit tot een stad die in de loop van de tijd het hoofd bood aan allerlei moeilijkheden en strijd moest leveren met indringers.
Toen de streek onder Desiderius, koning der Longobarden viel, een voor die tijd gevoelige en goedgunstige heerser, bloeide de stad weer op. Desiderius verrijkte de stad met fraaie gebouwen, tuinen, makkelijke straten en een schitterend kasteel, waar de koning gewend was te verblijven tijdens zijn veelvuldige jachtpartijen op wilde zwijnen.
In een hoek van het kasteel bevond zich een kerkje dat gewijd was aan Sint Victor en waarin een beeld van de Heilige Maagd werd gekoesterd. Het beeld was nog lange tijd daarna aanwezig en was een geschenk van Sint Ambrosius aan de bewoners van het kasteel van Barro. Hij liet het zelf door een vertrouwenspersoon vervoeren vanuit Milaan. Men zei dat het beeld het werk was van de evangelist Lucas en het was alleen al door zijn ouderdom zeer kostbaar, maar nog meer door de schoonheid en door de wonderen die de ‘Madonna van de lelie’, zoals ze bij iedereen bekend stond, had verricht aan de behoeftigen die zich tot haar hadden gewend met een vast geloof en oprechte nederigheid.
Op een dag echter kwamen enkele verdorven edelen uit de vlakte en probeerden in de nacht het beeld van de Madonna te stelen en naar een andere kerk, elders, over te brengen.
Gezien de toewijding van alle gelovigen aan het beeld, waren er geen bijzondere voorzorgen genomen ter bescherming van het heilige beeld. De indringers slaagden er daardoor in zonder veel moeite binnen te komen en het beeld op te pakken. Maar toen ze nog maar enkele stappen hadden gezet naar de uitgang, werden ze allen getroffen door een plotselinge blindheid. Wanhopig, schreeuwend en smekend legden ze het beeld op de tast neer op een steen.
Na dit bewijs van de hemelse macht hadden de booswichten onmiddellijk berouw over hun onbezonnen daad. Na gebeden en geweeklaagd te hebben, meldden ze zich bij de autoriteiten en bekenden ze publiekelijk de heiligschennis die ze hadden begaan. De ‘Madonna van de lelie’ keek in hun harten en verrichtte een tweede wonder: ze gaf allen het gezichtsvermogen terug.
Onnodig uit te leggen wat een opschudding deze gebeurtenis teweegbracht, er kwamen daarna nog meer pelgrims een bezoek brengen aan de Maagd en velen genoten haar genade. We moeten hier nog aan toevoegen dat de steen waarop de heilige figuur was neergelegd lange tijd door de passanten werd gekust of aangeraakt met de zieke delen van hun lichaam in de hoop op bemiddeling van de Maagd.
Het bericht van de poging tot diefstal bereikte ook Sint Ambrosius, die toen nog leefde en hij bepaalde dat het beeld niet op een andere plaats mocht worden gezet dan in de kerk van S. Victor.
Na meerdere eeuwen en met instemming van de hertog Galeazzo Maria Sforza en de toestemming van de aartsbisschop van Milaan, besloten de inwoners van Galbiate, aannemend dat het beeld op dezelfde plaats wilde blijven, om een andere, mooiere kerk op die plaats te bouwen, een kerk die in de loop van de tijd de kerk van Sint Maria werd genoemd. Bij die nieuwe kerk werd ook een broederschap ingesteld met gelovigen die het heilige beeld bewaakten en verzorgden.
De edelen uit Galbiate, die de broederschap opvolgden, meenden dat het de Maagd deugd zou doen als een congregatie van religieuzen zich om haar zouden bekommeren. Daarom werd de kerk toevertrouwd aan een vijftiental observanten, voor wie een geschikt klooster werd gebouwd, waardoor ze zeker waren van hun toekomst en waar voldoende giften zouden komen om ze geen honger te laten lijden.
De ‘Madonna van de lelie’ in Barro stelde die beslissing duidelijk op prijs en was tevreden met de nieuwe gelovigen, zoals enkele malen zou blijken.
Gedurende een koude winter met veel meer sneeuw dan normaal was het klooster totaal afgesloten van de buitenwereld. Helpers uit Galbiate konden het klooster niet bereiken, noch konden de broeders het dorp bereiken om hun honger te stillen. Zonder levensmiddelen en ziende dat het slechte weer niet snel zou ophouden, begonnen ze daarom intensief te bidden tot de Madonna en hoorden ze na korte tijd kloppen op de kloosterpoort. Toen ze die openden, vonden ze daar een mooie jongeman staan, die hun een mand vol heerlijk brood bracht. Verstomd wilden ze hem terugroepen en hem bedanken en onderdak geven tot de storm over zou zijn, maar hij was al verdwenen in de sneeuwstorm.
Een andere keer ontstond er een grote brand die het klooster dreigde te bereiken. De broeders gingen de vlammen te lijf met takken en stokken in een poging deze te doven, maar tevergeefs. De vlammen waren al dichtbij toen ze op hun knieën vielen in gebed tot de Maagd, hopend dat het vuur de kerk en het klooster zou sparen. En uit een heldere hemel begon een dichte regen te vallen die in korte tijd het vuur doofde.
Meer info over excursies in deze streek vind je hier.