Mythen en sagen vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
Twee vrouwen, moeder en dochter, waren uit Milaan naar het gehucht Pescaù gereisd om daar te wachten op een jonge edelman die in het geheim met het meisje, dat van eenvoudige komaf was, wilde trouwen.
Er gingen enkele dagen voorbij, maar de jongeman, Carlo Piantanida genaamd, verscheen niet en de twee vrouwen waren ten prooi aan de grootste wanhoop totdat er een boot in Pescaù aanlegde waar een groep mensen uitstapte, waaronder iemand uit Milaan.
Op de vraag van het meisje of hij iets wist van Carlo Piantanida, antwoordde deze dat er in alle salons van Milaan over gesproken werd dat zijn familie tenslotte in een huwelijk had toegestemd, maar dat Giulia Belfiore (de naam van het meisje) Milaan had verlaten en dat Carlo dat de dag daarop ook had gedaan omdat iemand hem had verteld dat Giulia er met een andere minnaar vandoor was. Hij zou wanhopig naar Bellinzona zijn vertrokken, waar hij zich met een pistoolschot van het leven zou hebben beroofd.
Dit horend zou Giulia volgens het verhaal ‘in snikken zijn uitgebarsten, bevend over haar hele lichaam, zich de haren uit het hoofd rukkend, en tenslotte als versteend zijn neergevallen’.
Het meisje herstelde tenslotte en zodra ze sterk genoeg was stond ze vroeg op en werd volgens een visser gezien, terwijl ze over het strand wankelde, met een oude vrouw die woedende gebaren maakte, terwijl het meisje een zakdoek tegen haar ogen hield. Hij was ze tenslotte uit het oog verloren, en die ochtend werd niets meer van hen gezien.
De volgende dag zag een andere visser, die langs de oever voer, op driehonderd passen van de herberg twee vrouwenlichamen drijven. Daarop werden de doden uit het water gehaald, terwijl ze door het hele dorp werden beweend.
Nog altijd kan men in het dorp aan de oever van het meer het kruis zien dat de inwoners van Pescaù voor de twee vrouwen oprichtten.