Zoals het speciaal voor de tijd van het covid-19 geschreven gedichtje ‘Ma la primavera non lo sapeva’ verwoordt, was het ook dit jaar zoals ieder jaar de lente-equinox en het feest van de H.Jozef.
Het feest van San Giuseppe dat in Italië op 19 maart wordt gevierd heeft een antieke heidense oorsprong. Het is de vooravond van de lente-equinox, waarop de Romeinse bacchanalia plaatsvonden, losbandige feesten voor de bevordering van de vruchtbaarheid. De winter loopt op zijn einde en in Zuid-Italië werden en worden nog steeds vreugdevuren met de restanten van de voorbije oogst aangestoken en traditionele landbouwrituelen uitgevoerd.
Die lente-equinox vierden de antieke Romeinen samen met de gemeenschap en ze aten tarwepannenkoeken met honing ter ere van de goden van de wijn en de tarwe.
Die gastronomische toets blijft het feest van 19 maart vergezellen door de eeuwen heen. San Giuseppe, de beschermheilige van de timmerlieden, is ook de beschermer van de armen en in sommige regio’s van het zuiden, in Salento en op Sicilië, worden de armere mensen op 19 maart nog steeds uitgenodigd op een banket waar de pater familias gezegend brood uitdeelt.
En misschien is de H.Jozef wel de grootste heilige zoetbek die we kennen. Er wordt gezegd dat tijdens de vlucht van de heilige familie naar Egypte, Jozef zich had aangesloten bij de timmermannen en de venters van pannekoeken.
In de kerk van San Giuseppe dei Falegnami op het Romeinse forum organiseert het homonieme broederschap ieder jaar een uitgebreid banket met soezen en gefrituurde koeken. Religieuze en seculiere ceremonies gaan hand in hand ter ere van San Giuseppe, die intussen ook de beschermheilige van alle frittaroli, is geworden , dat zijn de verkopers van gefrituurde pasta, beignets en van de alom geliefde zeppole.
Daar gaan we dan.
De historische Zeppole di San Giuseppe, heerlijke grote soezen met custard gegarneerd met een zwarte kers, triomferen in heel Italië maar het is de stad Napels die hun oorsprong opeist met een eerste recept uit 1837.
Hier kwamen de zeppolari op straat die je tot enkele jaren terug nog in de populaire stegen van de stad kon zien, met hun kraampjes waar ze de nog warme zeppole verkochten.
Net zoals Goethe het zich herinnert tijdens zijn verblijf in Napels aan het einde van de achttiende eeuw: “Vandaag, op het feest van de H.Jozef, beschermheer van de frittaroli, zag je op de drempel van de huizen grote pannen geplaatst op geimproviseerde vuurtjes.”
Waarom de soezen zeppole heten is misschien niet zo belangrijk. Komt zijn opgerolde slangvorm van het Latijnse serpula of van de cippus, een instrument om de meetfouten in meubels te corrigeren of van saeptula om de ronde vorm te benadrukken. Zoals de Italianen het zeggen ‘non importa’, het zijn de nonnen, de beste kokinnen in de jaren 1700 die in de kloosters van Napels de eerste ronde soezen, de Bignè di San Giuseppe, op tafel brachten.
Sindsdien waren de zeppole niet meer te stoppen, in hoeveelheid en in grootte.
Vorig jaar werd in het Gran Caffè Gambrinus in Napels een giganteske zeppola gemaakt, met een gewicht van 84 kg en een diameter van 1 meter, die meteen werd erkend als Guinness World Record.
Net zoals Oscar Wilde, Ernest Hemingway, Gabriele D’Annunzio en Jean-Paul Sartre in de vroege twintigste eeuw, kun je aan de tafeltjes van dit beroemd Napolitaans café in het centrum van de stad meedromen van een belle époque en genieten van de eerste lentezon terwijl je wacht op een Gambrinus-koffie en een authentieke zeppola.