Mythen, sagen en legendes vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
In het boek ‘Streghe in Valtellina’ van Pio Rajna (Palermo, Torino, Clausen, 1899) en in ‘Le leggende del diavolo’ van Vittorio di Giacomo (Cappelli Editore ,1957) komt het volgende verhaal voor.
Het gebeurde in het jaar 1897 dat een zekere heer Mainetti, die als vrijgezel in Tartano woonde, zich op een voorjaarsavond warmde aan het haardvuur en plotseling, waar vandaan wist hij niet, er een vrouw voor hem stond. Een vrouw die niemand ooit eerder had gezien, een grote en mooie vrouw die, nadat hij over de eerste verbazing heen was, tegen hem begon te praten, heel familiair alsof ze elkaar al jaren kenden.
Zo verstreek de avond tot de vrouw op een gegeven moment net zo mysterieus verdween als ze gekomen was. Mainetti bleef met een vervelend gevoel achter maar tenslotte besloot hij de hele gebeurtenis maar te vergeten. Zo ging er enige tijd voorbij tot hij op een dag weer door het dal omlaag moest naar Ardenno.
Hij nam het muilezel pad naar Campo en vandaar door het Valfabiola naar Sirta, een pad breed en makkelijk te lopen waar je je niet kon vergissen zelfs niet in de nacht. En het was volop dag. Toch voelde hij zich die ochtend wat vreemd en zonder dat hij het in de gaten had, liep hij plotseling over een pad dat hij niet kende.
De verrassingen hielden hiermee echter niet op: onverwacht opnieuw die vrouw, mooier dan ooit en opnieuw sprak ze hem aan met een vrijmoedige houding en knipogend, iets dat een dame niet hoort te doen. En hij, hoewel niet ongevoelig voor vrouwelijke schoonheid, bleef onaangenaam verrast staan en wilde liefst rechtsomkeert maken. Maar hij had nog nauwelijks de eerste stappen gezet toen zich een nieuwe verrassing voordeed: Drie wilde honden, zwart als pek, gingen vóór hem staan, grommend en blaffend, recht vóór hem op het pad. Toen sprongen ze op elkaars rug, elkaar bijtend.
Hij sprong achteruit van angst en begon in tegengestelde richting te rennen maar in de haast om te ontkomen struikelde hij over een boomwortel en viel op de grond. Na enige ogenblikken stond hij weer op, verbijsterd en met pijn over zijn hele lichaam. Maar zijn val was zijn geluk geweest want hij was daardoor bevrijd van het vreemde gevoel dat hem op het verkeerde pad had gebracht. Hij begreep nu wat er gebeurd was, de brutale vrouw die hij al twee keer had ontmoet, was in werkelijkheid een kwaadaardige heks die hem had betoverd. Hij had er nu spijt van dat hij haar niet meteen zijn huis uit had gejaagd en terwijl hij het juiste pad afdaalde naar Sirta nam hij zich voor voortaan op te passen voor de aantrekkingskracht van vrouwen.