Italië is al sinds enkele jaren het grootste wijnproducerende land ter wereld. Niet alleen dat, Italië heeft ook het grootste aantal autochtone druivensoorten ter wereld. Naar schatting zouden er meer dan 2000 soorten druiven zijn. In deze reeks bekijken we de bekendste autochtone druivenrassen van Italië.
Greco is naast Fiano en Falanghina één van de drie bekende populaire witte druifsoorten van Campania. Nochtans was de soort midden 20ste eeuw met uitsterven bedreigd.
Het is een laatrijpende druif die harmonieuze witte DOCG wijnen oplevert. De wijn heeft altijd een strogele kleur met aromatische tonen van citroenen, peren en geroosterde amandelen en een aanhoudende minerale afdronk. De wijnen zijn over het algemeen op hun best binnen drie jaar na botteling. Ook kenmerkend is de lichtroze kleur van de rijpe druiven.
Men neemt aan dat de druif al in de eerste eeuw voor Christus uit Griekenland werd geïmporteerd via Napels. Ze werd (en wordt nog steeds) gecultiveerd in de provincie Avellino, rond het drop Tufo. Vandaar ook dat de naam voluit Greco di Tufo is. Tufo verwijst ook naar de tufstenen, vulkanische bodem, rijk aan zwavel. Men gelooft dat deze de wijn zijn parfum en minerale complexiteit geven. Het droge klimaat zorgt ervoor dat de druiven een kruidige en delicate wijn met goede body kan voortbrengen.
Er is dus een onderscheid tussen deze Greco di Tufo en de Greco die wordt verbouwd in Calabria. Die soort heeft minder mineraliteit.
De wijnstokken waarvan de Greco di Tufo wijnen worden gemaakt, worden geteeld op een hoogte van 450 tot 500 meter, waar de druiven door de koelere temperaturen kunnen genieten van de zon zonder oververhit te raken. Hierdoor kunnen ze rijpen zonder al te veel zuurverlies, een effect dat nog wordt versterkt door de grotere dagelijkse temperatuurschommelingen hier. De beste Greco di Tufo wijngaarden zijn te vinden op de vulkanische heuvels van de provincie Avellino in centraal Campania. Slechts acht dorpen kunnen wettelijk aanspraak maken op het maken van Greco di Tufo: Tufo, Montefusco, Petruro Irpino, Chianche, Torrioni, Altavilla, Irpina en Prata di Principato Ultra.
De appellation kreeg zijn DOCG status in 2003. De wijnen moeten voor minimaal 85 procent uit Greco di Tufo druiven bestaan. Tot 15 procent Coda di Volpe Bianca is ook toegestaan. Er kan ook een mousserende Greco di Tufo spumante variant worden gemaakt, die ten minste drie jaar moet rijpen voordat hij op de markt wordt gebracht.