In deze reeks belichten we telkens een model dat in de geschiedenis van de (Italiaanse) auto een belangrijke rol heeft gespeeld, zij het door zijn techniek, styling, populariteit of andere reden.
De naam Dino staat in feite voor de tussen 1959 en 1979 door Ferrari en Fiat gebouwde reeks sportwagens.
Na de tragische dood van Enzo Ferrari’s zoon (Alfre) Dino Ferrari in 1956 besluit Enzo Ferrari als postuum eerbetoon de pas mede door zijn zoon ontwikkelde, V6 motor naar hem te noemen. Alle door Ferrari gebouwde V6 motoren dragen vanaf dat moment de naam ‘Dino’. Wanneer in 1964 door een verandering in het reglement enkel wagens met een motor waarvan er minstens 500 in serie zijn geproduceerd mogen meedoen aan de Formule 2-competitie vormt dit een probleem. Ferrari was destijds immers een kleine producent van enkele honderden wagens per jaar. Fiat schiet echter ter hulp en ze besluiten om samen de V6 motor te commercialiseren. Fiat zal de door Ferrari ontworpen V6-motoren bouwen, waarvan men een deel in auto’s onder eigen naam mag verkopen, terwijl Ferrari zo de Dino-homologatie krijgt voor F2-deelname. De relatie tussen de fabrieken leidt in 1969 tot een meerderheidsparticipatie van Fiat in Ferrari.
De eerste seriewagen die uit de samenwerking voortkomt, is de door Pininfarina ontworpen Fiat Dino Spider 2.0 (160 pk)(1967-1969). Kort daarop volgt ook een coupé, waarvoor Bertone het carrosserie-ontwerp en -productie verzorgt. Ferrari brengt in 1967 de Dino 206GT uit met dezelfde motor, maar met 180 pk en dwars in het midden geplaatst in plaats van voorin zoals bij Fiat. Het ontwerp is van Pininfarina. Uiteraard is de eerste ‘betaalbare’ Ferrari een succes, maar niettemin vinden de klanten de motor niet performant genoeg.
Ferrari lanceert daarom eind 1969 de Dino 246 GT met een 2.4 motor van 195 PK. Het blok was nu echter van gietijzer, de wielbasis groeide iets en ook de body werd van staal gemaakt en was dus zwaarder waardoor de pk-winst bijna teniet werd gedaan. De auto was wel makkelijker te rijden en meer geschikt voor dagelijks gebruik. De 246 kwam er als GT (coupe) en GTS met uitneembaar dak.
Van de 246 werden tot 1974 in totaal 3569 exemplaren gebouwd waarvan 2295 coupés en 1274 spiders. De auto bleek commercieel zeer succesvol en er werden drie series geproduceerd tijdens zijn levensduur.
