In De Goddelijke Komedie vat Dante in honderd gezangen de kern van ons vreemde en betoverende leven op aarde. Aan de hand van een reis door het hiernamaals wordt de mens in al zijn akelige afschuwelijkheid en schitterende schoonheid in zijn hemd gezet. Een haast heilig verhaal over het goede en het kwade, wilskracht en toeval, wispelturigheid en verantwoording. Zomaar een mensenleven in snijdende dichtregels. Zevenhonderd jaar geleden geschreven en nog steeds een generatie-overstijgende vertelling over onze gevoelens, onze worstelingen, onze vreugdes, onze zondes en onze liefdes. Een verhalend gedicht dat net zo tijdloos is als wat er binnenin de mens gebeurt.
Verloren gewaande teksten
Dat Dante zijn bekendste werk überhaupt af is gekomen en bewaard is gebleven, is al een zeer, zeer wonderbaarlijk verhaal op zich. Tijdens zijn ballingschap schrijft Dante aan zijn Komedie wanneer het mogelijk is en in het roerige Italië stuurt hij voor de zekerheid elke nieuwe zes of acht zangen naar zijn beschermheer Cangrande della Scala. Die verzamelt het werk en schrijft het over voor wie het wil lezen.
Toch heeft deze Cangrande niet alle gezangen in huis, want de laatste dertien zijn nooit verstuurd en Dante is inmiddels overleden. Zijn zoons Jacopo en Piero zetten alles op alles, maar weten het niet te vinden. Het toeval wil dat Dantes zoons eveneens dichten en hen wordt gevraagd of ze het af willen ronden.
Vondst via een visioen
Het zal niet lang duren voordat deze hoogmoed de twee wordt ontnomen. Op een dag verschijnt er een merkwaardig visioen aan Jacopo, die zich de dag daarna bij het huis van Pier Giardino in Ravenna meldt. Aan deze vriend van de dichter vertelt hij dat hij zijn vader in een droom heeft gezien. Bekleed met schitterende witte gewaden en met een gelaat dat straalt van een ongewoon licht, vertelt Dante dat hij het werk voltooid heeft.
Hij leidt zijn zoon naar zijn voormalige slaapkamer en toont hem de plek: ‘Het is hier, wat jullie zozeer hebben gezocht.’ Als fijn stof vervliegt de droom in de warme Italiaanse nacht en inmiddels zijn de twee op pad naar de aangewezen plek. Aan de muur hangt een rieten mat die Jacopo herkent. Ze tillen deze voorzichtig op en in de vochtige muur vinden ze een aantal geschriften. Zo zorgvuldig mogelijk verwijderen ze de schimmel van de pagina’s en herkennen ze in de geschriften de laatste verzen van de Komedie.
Net voordat het vocht zich door een hoogtepunt uit de wereldliteratuur vreet, worden de gezangen naar Cangrande verstuurd, die ervoor zorgt dat het goddelijke werk nog eeuwen gelezen kan worden. ‘Het vijandige lot kon Gods wil niet weerstaan,’ zoals Boccaccio erover schrijft.