Het Comomeer is niet enkel bekend omwille van zijn pracht. Benito Mussolini heeft hier ook geschiedenis geschreven.
In april 1945 winnen de partizanen terrein, en Mussolini’s macht vermindert. De Duitsers capituleren. Mussolini probeert in een laatste poging om het tij te keren, en wil een guerrillaoorlog opstarten met een slordige 3000 zwarthemden maar niettemin dagen er slechts 13 op.
Het is duidelijk dat zijn liedje is uitgezongen. Mussolini vertrekt naar Milaan om te onderhandelen met de partizanen, maar zonder resultaat.
Op 27 april 1945 reist een colonne van Duitse SS officieren naar Oostenrijk. Onder hen bevindt zich Mussolini, vermomd met Duitse helm en uniform; hij wil naar Zwitserland vluchten.
In Dongo, een stadje in het noordelijke gedeelte van het Comomeer, wordt de colonne gestopt door Partizanen. Eén van de Partizanen, Urbano Lazzaro, herkent Mussolini die zich voordoet als een dronken soldaat en arresteert hem onmiddellijk.
Een dag later, op 28 april 1945 brengt Partizaanleider Walter Audisio zowel Mussolini als z’n maîtresse Clara Petacci naar Villa Belmonte in Giulino di Mezzegra (ook aan het Comomeer). Audisio liegt hen voor door hen te vertellen een vluchtplan klaar te hebben om hen alsnog een veilige aftocht te bieden. De Partizanen willen Mussolini immers snel voor het gerecht brengen.
Audisio heeft echter andere plannen… om 16u10 schiet hij zowel Mussolini als Clara Petacci dood aan de ingang van Villa Belmonte. De lijken worden naar Milaan gevoerd, waar een woedende menigte haar frustraties botviert op hun stoffelijke overschotten. Tenslotte worden de lijken ondersteboven opgehangen aan een benzinestation op de Piazzale Loreto.