Mythen, sagen en legendes vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
Met de Italiaanse uitdrukking “Wees geen onheilsvogel” wordt bedoeld dat een persoon te pessimistisch is en dat hij met zijn gedrag zelfs het onheil over zichzelf kan aanroepen. In vele culturen zijn er vogels en vooral nachtvogels, die men associeert met onheil.
In het Valtellina hebben de steenuil en de ransuil deze naam en er zijn zelfs uitdrukkingen die hiermee te maken hebben. Zo bedoelt men met “fare la civetta” (civetta=steenuil) flirten als een meisje zich te frivool gedraagt. In een supermarkt worden klanten verlokt “prodotti civetti” te kopen door ze te verleiden met afgeprijsde artikelen.
Van de steenuil wordt ook gezegd dat ze ongeluk brengt en wordt er een verband gelegd tussen ontmoetingen met deze vogel en ziekten, dood, noodlottige gebeurtenissen. Zo ontstond ook het geloof dat heksen de gedaante van een steen- of ransuil konden aannemen.
Renzo Passerini vertelt hierover in het novembernummer 1994 van het tijdschrift Gazettin het volgende.
Lang geleden toen Morbegno nog een boerendorp was en er tussen het kerkhof van San Martino en het Piazza S. Antonio nog geen enkel gebouw stond, begonnen inwoners vreemde dingen op te merken op het kerkhof. Ze zagen lichtjes die, als de avond viel, verschenen en weer verdwenen, begeleid door lugubere, ijzingwekkende geluiden. Iedereen verstarde van angst. Wie verstoorde de rust op deze plaats, zo nauw verbonden met herinneringen aan overleden geliefden?
De fantasie ging alle kanten uit, maar het kwam er toch telkens op uit dat er geesten ronddwaalden over het kerkhof, misschien van verdoemde zielen, boze geesten, verschijningen van de duivel, een heks. Het meest verontrustend was nog wel dat degenen die de lugubere geluiden hoorden en de lichtjes zagen, betrokken raakten bij ongelukkige gebeurtenissen, soms nare dingen die hun geliefden overkwamen. Het gevolg was dat men het gebied rond het kerkhof begon te vermijden als de avond viel.
Tenslotte echter waren er twee jonge mannen die besloten het raadsel te ontcijferen. Het waren er twee die bekend stonden als durfals en zich niet snel bang lieten maken. En zo, op een avond in een café, en nadat er voor de zoveelste keer verhalen werden verteld over de verontrustende gebeurtenissen bij het kerkhof, pochten ze dat ze het wel eens zouden ophelderen.
Natuurlijk waren er anderen die zeiden dat ze als het er op aankwam de moed niet zouden hebben om er heen te gaan. Het eindigde ermee dat er een weddenschap werd afgesloten. En zo, nadat ze zich met een flinke hoeveelheid wijn moed ingedronken hadden, gingen ze meteen op pad.
Het kerkhof was niet ver weg en door de kou, die het effect van de wijn wat temperde, letten ze goed op wat er in hun omgeving gebeurde. En daardoor begonnen ze zich al wat minder gerust te voelen, misschien waren ze toch wat al te overmoedig geweest. Maar ze konden nu niet meer terug en dus gingen ze voorzichtig verder.
Bij het kerkhof aangekomen, zagen ze twee lichtjes, onzeker, bijna trillend, dichtbij de klokkentoren van het oude kerkje van San Martino, binnen de muren van het kerkhof. Ook hoorden ze angstwekkende geluiden. Ze aarzelden, stonden klaar om er vandoor te gaan. Maar nee, ze zouden niet toegeven. Het kerkhof was gesloten, maar ze moesten naar binnen en klommen over de muur die rond de begraafplaats stond.
Eenmaal binnen naderden ze heel voorzichtig het kerkje van S. Martino: de twee ronde lichtjes waren er nog, vlak bij de klokkentoren. Het was nu stil, alleen af en toe kwamen er schrille geluiden uit de toren. Voorzichtig benaderden ze de toren zo dicht dat ze konden zien waar de lichtjes vandaan kwamen. En daar zagen ze, afgetekend tegen de hemel, een ransuil, op deze hoogte een vrij zeldzame verschijning, maar vaker te zien op de alpenweiden. De lichtjes waren zijn ogen, die hij telkens opende en sloot. De kreten kwamen ook van deze nachtelijke roofvogel, die daarmee zijn aanwezigheid duidelijk maakte.
De twee ademden opgelucht: ze waren alleen maar bang geweest voor een vogel. De volgende dag vertelden ze aan iedereen die het wilde horen wat ze hadden gezien, niets heksen, alleen een nachtvogel. De weddenschap hadden ze gewonnen, maar de angst voor een vogel met het boze oog bleef nog lang bestaan.
