Tijdens die trip naar Rome start onvermoed Dantes nieuwe leven, namelijk dat van zijn ballingschap.
In Italië is er een machtsstrijd ontstaan onder aanvoering van de nieuwe en energieke paus Bonifatius VIII, die sinds het wegvallen van keizer Frederik II praktisch de wereld over wil nemen – te beginnen met de Toscaanse steden.
Die strijd leidt onder meer in Florence tot een bloedige burgeroorlog tussen de Witte Welfen en de Zwarte Welfen, waarbij de Witten (Bianchi) waar Dante toebehoort strijden voor een onafhankelijk Florence en de Zwarten (Neri) onder leiding van Corso Donati (de vader van Dante zijn vrouw) streven naar meer connectie met de Kerk. De Zwarten proberen in 1300 een coup te plegen als de Witten aan de macht zijn, waarop de raad van Prioren besluiten om de twee ruziënde Welfenleiders te verbannen.
Dante zal nooit meer binnen de muren van zijn geboortestad wandelen
Dante is destijds lid van de Prioren-raad en wordt een van de eerste slachtoffers als de Zwarten in 1302 de leiding in de stad overnemen. De dichter is op dat moment op reis naar Rome om eens goed te praten met de paus. De zwarten veroordelen hem bij verstek. Hij krijgt een flinke geldboete opgelegd, verliest zijn burgerrechten en ze verbannen hem voor twee jaar. Bovendien voegen ze er aan toe dat hij op de brandstapel belandt als hij zich ooit nog laat zien in zijn geliefde Florence.
Dante weet het dan nog niet, maar hoe graag hij het ook zou willen: Dante zal nooit meer binnen de muren van zijn geboortestad wandelen…