Mythen, sagen en legendes vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
De Vallei Magàda stond bekend als een plaats waar de heksen zich regelmatig verzamelden voor hun sabbat. Hier, tussen Castionetto en en Chiuro kwamen ze bij elkaar op een Alpenweide, waar ze hun duivelse dansen uitvoerden, niet op gewone voeten maar met voeten als van een geit. Vanuit dit kleine dal hadden de heksen zich ook verspreid over de omgeving en de typische heksen figuur bij Albosaggio wordt daarom ook aangeduid als Magàda. Over één van deze heksen wordt het volgende verhaal vertelt.
Het onderwerp van deze legende is een toverring, een ring die de bezitter macht en rijkdom verleende. Ze was in het bezit van ene De Tacagnis (tacagno = gierigheid), die zijn naam eer aandeed wat betreft gierigheid, maar in werkelijkheid steenrijk was. De Màgada, een ondernemend type, wilde de gunsten verwerven van de Prins van het Duister, Beëlzebub. Ze had daarom het plan opgevat om de ring te stelen en dat lukte haar ook door zich onzichtbaar te maken. Ze leefde zich al uit in haar duivelse fantasieën en zag zich de macht van de ring al gebruiken tegen de arme ongelukkigen.
De eerste slachtoffers waren twee jonge verloofden die verrast werden bij Ca’dei Pesc, toen ze afdaalden van San Salvatore. Ze ging op hen af, niet in haar ware gedaante, maar vermomd als lief oud vrouwtje en bood hun de ring in ruil voor de blonde haren van het meisje en de blauwe ogen van de jongen. Beide weigerden echter en daarom toonde de Magàda haar ware gedaante en veranderde hen in twee pijnbomen.
Maar juist toen ze dit deed verschenen de aardmannetjes, die altijd in de bossen verscholen zitten. De dapperste van hen, Piripichio, had voordat de heks de ring van De Tacagnis stal, in het geheim over de ring geblazen waardoor hij de macht had gekregen alle onheil die de ring toebracht op te heffen. Zo konden de aardmannetjes door te dansen en zingen en wat van een magisch poeder uit te strooien, de twee geliefden zonder dat ze zich er iets van herinnerden terugbrengen in hun normale gedaante.
Het plan de heks mislukte dus en daarmee viel ook haar poging om de hoofdrol te spelen aan het Hof van Beëlzebub in het water. Toch had ze niet goed begrepen wat er was gebeurd, want ze bleef geloven in de macht van haar ring en gaf zich er geen rekenschap van dat de aardmannetjes die altijd teniet konden doen.
Zo gebeurde het dat ze tegenover Faganello kwam te staan. Deze Faganello liep, toen hij nog een jongen was, iedere dag met zijn lunch naar zijn vader die hooi aan het maaien was op een plaats in de buurt van de Adda. Nu moet u weten dat Magàda in een vrijwel ontoegankelijke grot woonde, afgesloten door een grote kei gelegen naast de wei Paganoni boven Albosaggia. Toch verhinderde dit de heks niet om goed verborgen rond te zwerven en boeren te bedriegen. Hierbij gebruikte ze verborgen paden door de bergen, waarvan er ook één naar de rivier leidde
Zo gebeurde het op een dag dat Faganello over dit pad liep en daarbij de heks tegenkwam. Die deed zich voor als een onschuldig oudje dat vroeg of ze wat van zijn pasta mocht proeven. De pasta was heerlijk bereid en na een eerste hapje nam ze er nog een en nog een tot er niets meer over was. Op dat moment hield het toneelstukje op: eerst zo aardig en schuchter, verscheen nu de duivelse grijns en kwam de heks op de jongen af om hem op te eten. Maar kinderen zijn bijdehand en Faganello slaagde erin weg te rennen en zijn vader te bereiken. Deze ging daarop op jacht naar de heks, besloten om een eind te maken aan dit gevaarlijke, onbetrouwbare wezen, maar hij slaagde er niet in haar te vinden.
Het vervolg van dit verhaal speelt zich veel later af als Faganello een flinke jongeman is en het oude avontuur allang is vergeten. De heks echter niet: ze nodigde hem uit om bij haar thuis gedroogde kastanjes te komen eten. Met allerlei leugens lukte het haar om hem gevangen te nemen en hem op te sluiten in een houten kast.
Nu moest ze nog een manier vinden om hem op te eten, want hij was niet meer het zwakke jongetje van vroeger en de heks was niet buitengewoon sterk. Ze besloot het slim te spelen en vroeg de jongen om haar te helpen het vuur aan te blazen met de bedoeling hem daarna met behulp van een waardige helpster, haar zuster Caterinin, in de ketel kokend water te gooien. Maar de jongen, die door een gaatje in de kast alles gehoord had, was nog slimmer: “Blaast u zelf maar, ik kan dat niet”, antwoordde hij toen de Magàda en Caterinin hem bevrijdden en vroegen om te blazen. Caterinin trapte erin en zo eindigde zij in de kookpot, geduwd door de jongeman die meteen daarna de vlucht dan en zo ontsnapte aan de Magàda, die schuimbekte van woede.