Ik hoef er de regelmatige bezoeker aan Italië niet op te wijzen. Het fare bella figura, de opzichtige gebaren bij elk normaal gesprek, het afdingen op de markten, de hysterie op de voetbaltribunes… Het behoort allemaal tot de showroom die het ganse schiereiland inpalmt. Het valt dan ook niet te verwonderen dat Bella Italia bezaaid ligt met toneelzalen, theaters en schouwburgen.
Dagelijks wordt er in de toneelwereld wel een of andere bijzondere gebeurtenis herdacht. Vandaag, 5 februari, is het precies 135 jaar geleden dat Otello van Giuseppe Verdi in het Teatro alla Scala te Milaan in première ging. De populariteit van elk drama heeft uiteraard te maken met de universele karaktertrekken van de mens: liefde en overspel, vriendschap en bedrog, eerlijkheid en valsspelen. En om niet te vergeten: de Judaskus. Reeds 2500 jaar (pin me nu niet vast op een foutenmarge van enkele procenten) verkneukelt men zich onophoudelijk aan hetgeen op de scène wordt vertoond.
GRIEKSE GETUIGEN OP SICILIË
Talloos zijn de theaters in het zuiden van het land, binnen gebracht door de Griekse kolonisators. Vandaag rest van de meeste daarvan enkel nog wat ruïnes. Vaak bevinden ze zich echter op idyllische plaatsen. Wie ooit op Sicilië de site Segesta bezocht, en zich de moeite getroostte om de klim naar het theater te maken, kwam ontegensprekelijk onder de indruk van de ligging ervan. Vandaag is de decorwand verdwenen maar zelfs vroeger moeten de toeschouwers overweldigd zijn geweest door het prachtige panorama.
Blijkbaar was een vergezicht vanop de tribunes een vereiste. Biedt Segesta nog een kijk op een uitgestrekte vallei, dan worden we in Tindari (eventjes ten westen van Milazzo) en Eraclea Minoa (aan de kust tussen Sciacca en Agrigento) getrakteerd op een indrukwekkend breed zeezicht. Beide theaters worden vandaag nog gebruikt voor allerhande festiviteiten. Nu is het al ettelijke jaren geleden dat we Eraclea Minoa bezocht hebben. Daarvan onthoud ik voornamelijk dat de site volledig verlaten was maar dat een bordje ons waarschuwde om de paden niet te verlaten omwille van de vele adders die er tussen de droge gewassen verscholen zaten.
Van een totaal andere orde is dan weer het theater in Syracusa, wellicht het grootste dat ooit door de Grieken in het huidige Italië werd aangelegd. Hoewel het vandaag voor een groot deel ontmanteld is, laat het nog steeds een geweldige indruk na. De halve boog telde bijna 70 rangen en langs 8 trappen konden de zitplaatsen bereikt worden. In schril contrast daarvan ligt het amfitheater er erg verwaarloosd bij, net buiten de afgebakende archeologische site. Als een stout kindje dat op de gang werd gezet. Het waarom daarvan is mij nooit duidelijk verklaard geworden. Hopelijk is de toestand vandaag wat vrolijker.
VUUR, WATER EN ANDER OORLOGSGEWELD
Taormina zorgt dan weer voor een ander spektakel. Vanop de bovenst rijen heeft men een prachtig zicht op de Etna. Mits wat geluk kon men er zelfs getuige zijn van een vulkaanuitbarsting, wat voor sommige toeschouwers misschien boeiender was dan hetgeen op de planken werd vertoond. Met die wijsheid voor ogen vind ik het nog steeds eigenaardig dat voetbalvelden bij ons niet aan één zijde vrij zijn van tribunes. Maar misschien ontbreekt het ons landje aan voldoende mooie panorama’s.
Van hieruit maak ik een grote sprong zowel in ruimte als in tijd. We springen namelijk van zuid naar noord en van de Klassieke Oudheid naar de overgang van de 16de naar de 17de eeuw. Uit die periode resten ons drie prachtige overdekte houten theaters.
Onze eerste halte maken we in Parma om er het Teatro Farnese te bezoeken. Het dateert uit het begin van de 17de eeuw en wordt aanzien als een van de eerste moderne theaters in de westerse wereld. Tijdens de tweede wereldoorlog werd het grotendeels verwoest maar daarna heropgebouwd naar de originele plannen die nog bewaard waren gebleven in Firenze. Tevens werd gebruik gemaakt van gelijkaardig materiaal.
Zowel de constructie onder de tribunes als de ruimte achter de scène zijn een bezoek waard. Samen met het archeologisch museum en de Gallaria Nazionale maakt het deel uit van het Palazzo della Pilotta, eigendom van de familie Farnese. Voor het gebouw staat een monument ter ere van Giuseppe Verdi.
Van enkele decennia daarvoor dateert het Teatro Olimpico in Vicenza, het laatste project van de befaamde Andrea Palladio die de realisatie ervan nooit heeft mogen aanschouwen. Het theater is voornamelijk bekend omwille van de vijf doorgangen in het decor die er reeds aangebracht zijn door Vincenzo Scamozzi ter gelegenheid van de inhuldiging in 1585. De doorgangen stellen straten voor uit het Vicenza van toen. Maar vergis u niet. We worden hier geconfronteerd met perfecte trompe-l’œils. In 2010 was het bouwwerk bijna het slachtoffer van wateroverlast toen, na hevige regenval, de straten langs de Bacchiglione onder water stonden. Met zandzakjes werden zowel het theater als meerdere andere gebouwen door de “Angeli del Fango” gevrijwaard van fatale schade.
SABBIONETA, EEN “IDEALE” STAD
Geen twee zonder drie. Nabij de samenvloeiing van de Oglio en Po ligt Sabbioneta, een kunstmatig stadje dat ontsproten is uit het brein van Vespasiano Gonzaga Colonna. Heel vaak wordt hij omschreven als een mecenas, kunstkenner, literator, maar men vergeet er vaak bij te vertellen dat hij op de eerste plaats een condottiero was. Zijn vader had zelfs nog deelgenomen aan de plundering van Rome in 1527. De naam Colonna luidt nog steeds veel betekenend in de hoofdstad van Italië. En wie toch nog twijfels mocht koesteren rond de belangrijkheid van Vespasiano I, zelf verklaard hertog van Sabbioneta: in 1585 werd hij opgenomen als Ridder in de Orde van het Gulden Vlies, in 1430 in Brugge opgericht door Filips de Goede ter gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van Portugal. Velen onder ons verkeren in minder select gezelschap.
Sabbioneta werd geconcipieerd als een ideale renaissance-stad en bezat dan ook alles wat een toenmalige stad behoefde. Naast kerken en paleizen was er ook een museum.
Daarin werden antieke marmeren beelden ondergebracht, maar ook de vele jachttrofeeën van Gonzaga. Daarnaast werd ook een houten theater gebouwd, een van de allereerste overdekte, en wellicht het eerste privétheater in Europa. Het is een werk van diezelfde Vincenzo Scamozzi. Om maar even aan te halen dat onze condottiero overal zijn connecties had. Hier heeft Scamozzi het ontwerp van het Teatro Olimpico uit Vicenza duidelijk gevolgd. Ook met een trompe-l’œil.
Het theater heeft de tand des tijds niet doorstaan. Reeds in de zeventiende eeuw kwam het in verval en deed het alleen nog dienst als graanschuur, kazerne en magazijn. Pas in het begin van de twintigste eeuw kreeg het als cinemazaal opnieuw een culturele bestemming. Sinds de restauratie in de jaren zestig worden er muziekvoorstellingen in gehouden. Tot onze spijt stonden we er laatst voor een gesloten deur omwille van… herstellingswerken.
*Behalve anders aangeduid zijn alle foto’s eigen materiaal