Mythen en sagen vind je overal ter wereld, zo ook in de streek rond het Comomeer. In deze reeks komen de oude volksverhalen, die van generatie tot generatie daar zijn doorverteld, weer tot leven.
Het is niet onmogelijk dat de volgende episode waar gebeurd is, ergens in de 17e eeuw. In ieder geval wordt het verhaal door meerdere auteurs vermeld.
De datum voor Goede Vrijdag naderde en iemand in Domaso kreeg het idee om een boeteprocessie te organiseren. Het idee sloeg onmiddellijk aan bij de inwoners die op zich namen de heilige manifestatie voor te bereiden. Maar meteen deed zich een grote moeilijkheid voor: in de kerk was geen enkel beeld van de dode Christus. Wat te doen?
Gelukkig was er meteen een fantasierijke figuur in het dorp, die zei: “het is voldoende als we de armen van het kruis afzagen, dan hebben we daarmee automatisch het beeld dat we mee kunnen dragen”. Niemand vond het voorstel vreemd of ongepast en het werd dan ook direct aanvaard. Men nam het houten beeld, haalde het van het kruis en na amputatie, zodat alleen het lichaam overbleef, wikkelde men het in donkere kleden, zodat het ideaal leek voor de voorgenomen processie.
Maar de mensen uit Domaso – misschien door het enthousiasme bevangen – waren nog niet tevreden. Ze hadden nu weliswaar Jezus, maar voor het welslagen van de heilige voorstelling was het absoluut nodig om over een huilende Madonna te beschikken.
En ook hier zag men zich geplaatst voor het probleem dat er geen geschikt beeld voorhanden was. Wat te doen? En opnieuw bracht de fantasierijke figuur uit het dorp de oplossing: ”we hoeven alleen maar het beeld van de Heilige Marta te nemen en dat te kleden als Maria”. Zogezegd zo gedaan: de Heilige Marta werd in een zwart rouwgewaad gehuld en in rouwende houding naast de overleden Zoon geplaatst.
Daarmee leek alles klaar voor de grote dag, maar toch was men niet geheel tevreden, er ontbrak die laatste toets die het hele werk werkelijk af zou maken. De Madonna moest toch immers haar handen gevouwen hebben in gebed, maar helaas hield de Heilige Marta beide armen langs haar lichaam. Een nieuw probleem dus en een nieuwe ingeving. “Laten we de armen nemen die we van het kruis hebben afgehaald”. Het idee bracht men direct tot uitvoering.
En op Goede Vrijdag zag men uit de kerk van San Giovanni een processie van psalmen zingende parochianen door de nauwe straatjes van Domaso trekken met op de ereplaats de dode Christus en daarnaast de biddende Maria (met de van haar zoon gezaagde armen).
Nog altijd is één van de bijnamen voor de inwoners van Domaso ‘Christus moordenaars’ (maza-Crist).