Leonardo da Vinci, één van de grootste genieën van Italië, werd op 15 april 1452 in Archiano di Vinci geboren.
In 1469 verhuisde hij met zijn vader naar Firenze, waar hij een leerling werd van Verrocchio. Leonardo groeide artistiek op in een omgeving waar men leerde de menselijke figuur, of die nu gebeeldhouwd of geschilderd was, niet als onbeweeglijk op te vatten, maar als in de ruimte geplaatst. Hij beperkte zich niet tot het terrein van de kunst, maar bestreek bijna elk gebied van de menselijke kennis. De laatste periodes van zijn leven bracht hij door in Frankrijk, waar hij enkele van de schilderijen die hij in Italië had geschilderd meebracht. Hierbij de wereldvermaarde Mona Lisa. Hij overleed in Amboise (F) op 2 mei 1519.
Leonardo werkte aan het begin van twee eeuwen, de 15e en de 16e eeuw, en juist daarin ligt zijn eigenaardigheid. Men erkent hem als de man die, door de kenmerken van de 15e-eeuwse cultuur samen te vatten, de basis legde voor een nieuwe benadering in de 16e eeuw. Deze eeuw zou worden verstoord door grote religieuze en politieke gebeurtenissen. Zijn grote nieuwsgierigheid ging altijd gepaard met een groot verlangen om zijn kennis in praktijk te brengen. Wetenschap en praktijk waren voor hem onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Stadplanning
Zijn studies over stadsplanning waren belangrijk. Tijdens de periode van de pest in Milaan stelde hij een plan op voor een ideale stad. Hierin hield hij rekening met de problemen en behoeften ervan. Hij was de eerste die de noodzaak inzag van het decentraliseren van de bevolking. Die voelde zich immers opeengepakt binnen de muren, gedwongen in sombere steegjes en woningen.
In zijn ontwerp verbleef het volk op het platteland, terwijl de stad voorbehouden was voor de edelen. Ideaal zag het plan eruit als een schaakbord, zonder muren, met een netwerk van grachten voor de afvoer van afval. Er waren ook verhoogde loopbruggen voor voetgangers en wenteltrappen die de verschillende verdiepingen met elkaar verbonden.
Leonardo’s ingenieursgeest leidde tot de schepping van nieuwe technologieën. Gefascineerd door het vliegen bracht hij hele jaren door met het bouwen van vliegmachines. Deze geleken aanvankelijk op vogels, geleidelijk evolueerden ze naar echte voorouders van de moderne vliegtuigen.
Als auteur
Een merkwaardige getuigenis van Leonardo’s schrijverschap is te vinden in zijn “Fabels”. Dat is een verzameling korte gedichten waarin, door een mengeling van spitsvondigheid en leer, telkens een ernstige waarschuwing schuilgaat. De vlinder die wordt aangetrokken door de schittering van het licht en zich verbrandt, de aap die verliefd wordt op de vogel en hem smoort met kussen, de ezel die in slaap valt op het ijs en smelt en verdrinkt. Alle verhalen verwijzen naar de tragedie van de onwetendheid van de mens over de natuurwetten.
De relatie tussen wetenschap en kunst was voor Leonardo van groot belang. Uitgaande van een 15e-eeuws concept, maakte Leonardo van de kunst de spiegel van de natuur. Deze moest men grondig bestuderen en onderzoeken om ze waardig te kunnen afbeelden. Vandaar zijn toewijding aan de studie van de plantkunde, de anatomie en in het bijzonder de optica. Daarin ziet men het oog als de intermediair tussen het beeld en de ziel.
Schilderkunst
Voor Da Vinci was ‘schilderen een compositie van licht en duisternis vermengd met de verschillende kwaliteiten van al zijn enkelvoudige en samengestelde kleuren”.
Zijn schilderijen kun je op die manier analyseren. Met de sfumatotechniek krijgt de ruimte een diepte die hij zelf “luchtig” noemt, omdat zij gevormd wordt door de filter van de lucht. Licht en schaduw vloeien in elkaar over. Dat leidt tot een harmonie van vorm en perfectie.
Voor Leonardo is de tekening de hoogste verheffing van de vorm. Voor hem is de tekening de volmaakte synthese tussen de bedoelingen van de kunstenaar en zijn uitvoering, tussen de geest die denkt en het lichaam dat het toepast.
Volgens hem moet de precieze weergave van een beeld zo getrouw mogelijk zijn aan het visuele spectrum van het menselijk oog. Daarom moet ze vol zitten met suggesties en onvolkomenheden die worden gedicteerd door het perspectief en de diepte van de elementen.
Hij gaf er de voorkeur aan een nieuwe weg in te slaan bij het bepalen van contouren en dieptes. Hij gaf de voorkeur aan gedempte tinten. “De krachtige toets”, die men toen in schilderscholen onderwees, verving hij door lichte en constante kleurgradaties. Hij bracht daarbij nuances aan die zo gedetailleerd waren, dat ze een optisch effect creëerden dat de aanwezigheid van de contouren zelf tenietdeed. Daardoor leek het beeld “los te komen” van het doek en kwam er bijna bovenop liggen.
Eén van Leonardo’s eerste experimenten op dat gebied is te zien in de achtergrond van de Annunciatie van Christus (zie beeld hierboven) in de Uffizi. Daar creëert hij een “zwevende” atmosfeer van dampen, vochtbelletjes in de lucht met de mist op de achtergrond.
Voor zijn techniek gebruikte hij geen penselen, maar zijn vingertoppen, die hij delicaat op het doek plaatste en langzaam met de klok mee en tegen de klok in liet bewegen om het gewenste effect te creëren. Dat kun je bijvoorbeeld zien in de Mona Lisa of bij zijn portret van Sint Johannes de Doper.
Leonardo is zulk een veelzijdig kunstenaar en wetenschapper dat je hem moeilijk in een kort artikel kunt vatten. Lees alvast meer over zijn werk als beeldhouwer.