In deze reeks stellen we de allergrootste campionissimi uit het Italiaanse wielrennen aan jullie voor. Italië speelde al van in de beginjaren een vooraanstaande rol in het internationale wielrennen. Het land bracht tal van de meest legendarische kampioenen voort. Bewijs: in de top 20 van de all time ranking vinden we zomaar eventjes negen Italianen terug. Desondanks speelt het land nu al verschillende jaren niet meer mee in de wielertop.
De volgende campionissimo die we hier voorstellen is Giuseppe Saronni.
Giuseppe Saronni werd geboren in Novara (Piemonte) op 22 september 1957. Hij was profwielrenner van 1977 tot 1990 en won tweemaal de Giro d’Italia, eenmaal Milaan-Sanremo, eenmaal de Ronde van Lombardije, eenmaal de Waalse Pijl en eenmaal het Wereldkampioenschap op de weg. In totaal behaalde hij 193 overwinningen, waarmee hij op één na de Italiaan is met de meeste overwinningen, achter rivaal Francesco Moser (273) maar voor Mario Cipollini (189).
Hoewel hij dus Piemontees van geboorte was, groeide hij op in Buscate, een stad in de rand van Milaan. Hij was de zoon van Romano, een buschauffeur en goede amateurwielrenner, en Giuseppina Brambilla, een huisvrouw die in haar jeugd basketbal had gespeeld in de Serie A voor Bernocchi Legnano. Zijn grootvader Tito Brambilla van moederskant, geboren in 1897, was ook wielrenner.
Olympische Spelen
Hij kwam al op jonge leeftijd in aanraking met wielrennen, aanvankelijk op de baan. Als junior behaalde hij de Europese titel in de snelheid. Als amateur kreeg hij een selectie voor de Olympische Spelen in Montreal in 1976. Daar nam hij deel aan de ploegenachtervolging. Het Italiaanse kwartet, gecompleteerd door Sandro Callari, Cesare Cipollini en Rino De Candido, werd in de kwartfinale uitgeschakeld door de Sovjet-Unie.
Hij mocht op zijn 19 van categorie wisselen, begin 1977, in het zwart-witte shirt van de Scic-ploeg onder leiding van Carlo Chiappano. In zijn debuutwedstrijd bij de profs, op 23 februari tijdens de Trofeo Laigueglia, werd hij tweede achter wereldkampioen Freddy Maertens. Zijn eerste succes behaalde hij op 29 maart, tijdens de Trofeo Pantalica. In zijn debuutseizoen won hij ook de Ronde van Sicilië, de Tre Valli Varesine en de Ronde van Veneto. Moser werd opgeroepen voor de nationale ploeg voor de wereldkampioenschappen in San Cristóbal, waar hij negende werd, wat ook bijdroeg aan het succes van landgenoot Francesco Moser.
In 1978 won hij ondermeer de Tirreno-Adriatico, de Ronde van Puglia en drie etappes in de Giro d’Italia, waar hij vijfde werd. Hij kwam tweede over de finishlijn – de eerste van drie opeenvolgende ereplaatsen – in Milaan-Sanremo, geklopt door Roger De Vlaeminck. De vierde plek was zijn deel in het wereldkampioenschap op de Nürburgring.
Jonge Girowinnaar
In 1979, slechts 21 jaar en 8 maanden oud, won hij het algemeen klassement van de Giro d’Italia. De race werd beslist in de tijdrit in San Marino. Daar won Saronni won in de roze trui, en hij gaf de leiding nooit meer uit handen. Sterker nog, hij consolideerde deze in de tijdrit op de laatste dag in de Arena Civica in Milaan, met 2’09” voorsprong op Francesco Moser. Zo werd hij een van de jongste winnaars in de geschiedenis van de race. Tijdens dat seizoen won hij ook het Kampioenschap van Zürich, de Ronde van Romandië, de Grand Prix du Midi Libre en de Trofeo Baracchi met Moser.
In 1980 stapte hij over naar Gis Gelati, wederom onder leiding van Chiappano. Tijdens het seizoen won hij de Waalse Pijl, zeven etappes in de Giro d’Italia (waarin hij slechts zevende werd), zijn record, en de nationale proftitel. Hij eindigde het seizoen met niet minder dan 30 overwinningen op zijn naam. Het jaar daarop won hij drie etappes in de Giro (eindigde derde in het algemeen klassement, slechts 50 seconden achter winnaar Giovanni Battaglin) en de zilveren medaille op het wereldkampioenschap in Praag. Daar werd hij verslagen in de sprint door Freddy Maertens. Tijdens het seizoen won hij ook verschillende klassiekers op de Italiaanse kalender en WK-brons in de baanpuntenkoers in Brno.
Regenboogtrui
In 1982 sloot hij zich aan bij de ploeg Del Tongo-Colnago, en ook deze stond onder leiding van Chiappano. Die de eerste maanden met de nieuwe trui won hij Milaan-Turijn, Tirreno-Adriatico, Ronde van Trentino en de Ronde van Zwitserland. Tijdens de Giro d’Italia, ondanks het winnen van de etappe Cuneo-Pinerolo, moest hij genoegen nemen met de zesde plaats in het eindklassement. In de zomer overleed zijn mentor Carlo Chiappano. Het belette hem niet op 5 september wereldkampioen te worden in Goodwood (Groot-Brittannië), voor de sterke Greg LeMond en Sean Kelly. Hij won dankzij een sprint op 500 meter van de finish, die in het collectieve geheugen is gebleven als de ‘Goodwood Rifle’. Hij sloot het seizoen af met een sprintoverwinning, zijn 34e van het seizoen, in de Ronde van Lombardije.
In het voorjaar van 1983 won hij Milaan-Sanremo, de vierde die dat deed in de regenboogtrui na Alfredo Binda, Eddy Merckx en Felice Gimondi. Dankzij een aanval op de Poggio zegevierde hij solo met 44″ op de tweede, Guido Bontempi. Nog steeds in de regenboogtrui sloot hij de reeks successen van de ‘gouden twee jaar’ af in juni 1983 met de eindoverwinning, de tweede in zijn carrière, in de Giro d’Italia. Op een parcours met weinig bergen, maar met belangrijke bonussen in elke etappe (30″ voor de etappewinnaar, zelfs in de tijdrit), won Saronni drie etappes en droeg hij al roze na de achtste etappe in Salerno. Uiteindelijk had hij 1’07” voorsprong op Roberto Visentini.
Na de geweldige tweejarige periode 1982-1983, vol overwinningen, was Saronni’s 1984 een zwak jaar; Dit in tegenstelling tot dat van zijn rivaal Moser. In 1985 knoopte hij terug aan met een goed niveau. Hij toonde zich in twee etappes in de Giro d’Italia, net als in 1986. Dat jaar werd namelijk tweede in het eindklassement. Alleen Roberto Visentini deed beter, nadat hij tien dagen roze had gedragen. Deze tien dagen brachten zijn totaal aantal roze truien op 49.
Najaren
Saronni werd derde op de wereldkampioenschappen in Colorado Springs,na Moreno Argentin enr Charly Mottet. In de tweede helft van de jaren ’80, eens voorbij de 30, ging Saronni’s vorm definitief achteruit. In 1987 won hij de Milaan-Vignola en nam hij voor de eerste en enige keer deel aan de Tour de France. Daar stapte hij zonder succes uit. In 1988 won hij de Ronde van Puglia en de Tre Valli Varesine. Hij stopte met racen in 1990, na een seizoen bij Malvor-Sidi en eentje, zijn laatste, bij Diana-Colnago.
In 1992, twee jaar na zijn wielerpensioen, werd hij teammanager van Lampre, naast Pietro Algeri. Aan het roer van de ploeg won hij twee Giri d’Italia. In 1996 was dat met Pavel Tonkov (team Panaria-Vinavil) en in 2001 met Gilberto Simoni (team Lampre-Daikin). In 2005 leidde hij Lampre naar de fusie met het in Bologna gevestigde Saeco en de vorming van de Lampre-Caffita ploeg. Deze nieuwe ploeg was sindsdien ononderbroken aanwezig in de ProTour/World Tour. In 2017, met de komst van het geld uit de Emiraten en het afscheid van Lampre, nam het team de naam UAE Team Emirates aan. Sinds 2005 is hij manager van UAE Team Emirates (voorheen Lampre).