In deze reeks stellen we de allergrootste campionissimi uit het Italiaanse wielrennen aan jullie voor. Italië speelde al van in de beginjaren een vooraanstaande rol in het internationale wielrennen. Het land bracht tal van de meest legendarische kampioenen voort. Bewijs: in de top 20 van de all time ranking vinden we zomaar eventjes negen Italianen terug. Desondanks speelt het land nu al verschillende jaren niet meer mee in de wielertop.
Gianbattista Baronchelli was beroepsrenner van 1974 tot 1989. Al snel noemden ze hem Gibi. Een koosnaampje voor een grote belofte. Want een grote belofte, dat was Gianbattista Baronchelli, toen hij in 1974 prof werd bij Scic.
Scic: u kent de truitjes? Juist. Zwart-wit, met in het midden op de borst gewoon het woord ‘Scic’. Mooi, sober. Op-en-top Italiaans design. Het was ook zo’n echt typisch Italiaanse ploeg. Ze vonden dat bij Scic zelf ook wel: “Scic has always been italian, also in its soul” staat nu nog op de website. Een ploeg met Franco Bitossi, Enrico Paolini, Walter Riccomi, Wladimiro Panizza, dat type renners. Wat voor merk was Scic eigenlijk? Keukens? Zou dat kunnen? (Nota van de redactie: SCIC is nog steeds een in Parma gevestigd bedrijf dat modulaire keukens maakt).
Maar Gibi, dus. Gianbattista werd geboren in Ceresara, in Lombardije, op 6 september 1953. Hij had een oudere broer, Gaetano. Die werd ook prof – bij Scic, natuurlijk -, maar hij was een heel pak minder dan zijn broertje. Dat gebeurt in de beste families.
Gibi kon een stukje fietsen. In 1973 won hij de Baby Giro en de Ronde van de Toekomst, de kleine Tour. Dan wacht je een grote toekomst.
Een jaar later, in 1974, zou hij in zijn eerste profjaar starten in de echte Giro. Merckx, Fuente, Gimondi, Battaglin, Moser: dat waren de tegenstanders. Geen kleine jongens. Maar Gibi deed het goed. Eddy Merckx – die uiteindelijk toch wel weer zou winnen – had het moeilijk, dat jaar. Klimgeit Fuente reed dagenlang in het roze, daarna nam Merckx over, tot het einde in Milaan. Maar de jonge Baronchelli bleef maar aanklampen. Hij strandde op nauwelijks 12 seconden. Waar verlies je dat eigenlijk? Twaalf seconden? Want twaalf seconden: dat is weinig.
Dichter bij de eindwinst in de Giro zal Gianbattista Baronchelli nooit meer komen. Hij reed een indrukwekkend palmares bijeen in de Ronde van Italië: een jaar later werd hij tiende, daarna volgden een vijfde, derde, vijfde, tiende, vijfde, zestiende en zesde plaats. In 1986 gaf hij op, dat deed hij een jaar later opnieuw.
Nog één keer was het écht bijna raak. In 1978 kwam hij net geen minuut te kort voor de eindzege. Wéér was er een Belg – net als in 1974 – een tikkeltje beter. Johan De Muynck won met 59 seconden voorsprong.
Gibi werd nooit een groot renner buiten Italië. Hij probeerde het twee keer in de Tour, in 1976 en 1979. Daarin gaf hij telkens op. Hij probeerde het één keer in de Ronde van Spanje, in 1985. Hij gaf op.
Maar in Italië leefde hij op. Baronchelli won twee keer de Ronde van Lombardije, de Ronde van Piëmont, van de Apennijnen, van Romagna, van Lazio en Toscane, de Reggio Calabria. Hij won de Trofeo Laigueglia, de Coppa Sabatini, de Coppa Placci.
En, goed, dat ook: de Ronde van het Baskenland en Rund um den Henninger Turm.
Uitzonderingen bevestigen de regel.