In deze rubriek stellen wij de allergrootste Italiaanse campionissimi aan u voor. Italië speelde al van in de beginjaren een vooraanstaande rol in het internationale wielrennen en bracht tal van de meest legendarische kampioenen voort. Bewijs: in de top 20 van de all time ranking vinden we zomaar eventjes negen Italianen terug. Desondanks speelt het land nu al verschillende jaren niet meer mee in de wielertop.
De volgende campionissimo die we hier voorstellen is Gianni Bugno.
Veelzijdigheid
Gianni Bugno (Brugg – Zwitserland, 14 februari 1964) was profwielrenner van 1985 tot 1998 en wereldkampioen op de weg in 1991 en 1992. In zijn carrière behaalde hij 72 overwinningen. Hij won negen etappes in de Giro d’Italia, evenals de eindoverwinning in 1990, vier etappes in de Tour de France en twee in de Vuelta a España; hij won ook een Milaan-San Remo, een Ronde van Vlaanderen, een Milaan-Turijn en een Giro dell’Emilia.
Dankzij zijn veelzijdigheid was Bugno in staat om een Giro d’Italia, klassiekers, tijdritten, bergetappes en sprintfinishes te winnen en nam hij altijd deel aan de belangrijkste wielerwedstrijden van het seizoen. Tussen 1990 en 1991 was hij ook nummer één in het wereldklassement van de UCI.
Geboren in Duitstalig Zwitserland maar al zijn hele leven inwoner van Monza, werd hij prof in september 1985 bij Franco Cribiori’s Atala-Ofmega. In 1988 stapte hij over naar het Chateau d’Ax/Gatorade team van Vittorio Algeri en Gianluigi Stanga en bleef daar zeven jaar, inclusief het seizoen 1994 toen hij reed voor Team Polti, hetzelfde team dat van sponsor was veranderd. Daarna droeg hij twee jaar de trui van Giancarlo Ferretti’s MG Maglificio-Technogym en uiteindelijk nog twee jaar die van de Mapei ploeg.
Wereldkampioen
In 1990 won hij de Giro d’Italia en droeg de roze trui van de eerste tot de laatste etappe, zoals alleen Costante Girardengo, Alfredo Binda en Eddy Merckx voor hem hadden gedaan. Datzelfde jaar won hij de bronzen medaille op de wereldkampioenschappen in Utsunomiya. In de twee daaropvolgende jaren, respectievelijk in Stuttgart en Benidorm, werd hij wél wereldkampioen. In 1991 won hij in een sprint met vier renners met Steven Rooks, Miguel Indurain en Álvaro Mejía; het jaar daarop zegevierde hij, ‘gepiloteerd’ door knecht Giancarlo Perini, in een massasprint, waarmee hij de vierde renner in de geschiedenis werd die de titel twee jaar op rij won, na Georges Ronsse, Rik Van Steenbergen en Rik Van Looy.
Ook in 1990 won Bugno Milaan-San Remo en de Wincanton Classic, en hij won ook het eindklassement van de Wereldbeker. In de beker won hij ook de Clásica San Sebastián 1991 (met een solo-ontsnapping over 30 km) en de Ronde van Vlaanderen 1994 (door Johan Museeuw te verslaan na een fotofinish). Na zijn Wereldbekeroverwinning in 1990 eindigde hij nog twee keer in de top tien van dit klassement.
Giro di Lombardia
Het lukte hem echter nooit om zijn thuiswedstrijd, de Giro di Lombardia, te winnen. Hij eindigde echter wel tweede in 1988, achter Charly Mottet, en zesde in 1996, in zijn laatste mislukte poging om een grote klassieker te winnen.
Naast de Giro d’Italia in 1990 won hij ook andere etappekoersen: de Giro del Trentino in 1990, de Giro di Calabria in 1988, de Baskische Fiets in 1991 en de Ronde van de Middellandse Zee in 1995. In de Tour de France werd hij tweede in het algemeen klassement in 1991, achter Miguel Indurain, en derde in 1992, voor Indurain en Claudio Chiappucci. Hij won ook de etappe van Alpe d’Huez twee jaar op rij (1990-1991).
In Italië behaalde hij twee overwinningen in de Italiaanse kampioenschappen op de weg.
In augustus 1994 werd hij positief bevonden op cafeïne bij een dopingcontrole en werd voor drie maanden gediskwalificeerd. Hij trok zich terug uit de professionele wielerwereld in 1998, aan het einde van de laatste wedstrijd van het seizoen, de Giro di Lombardia. Bugno werd na zijn carrière als profwielrenner helikopterpiloot en is sinds 2010 tevens voorzitter van de Cyclistes Professionnels Associés (CPA), een internationale vereniging van profwielrenners.