Italië is al sinds enkele jaren het grootste wijnproducerende land ter wereld. Niet alleen dat, Italië heeft ook het grootste aantal autochtone druivensoorten ter wereld. Naar schatting zouden er meer dan 2000 soorten druiven zijn. In deze reeks bekijken we de bekendste autochtone druivenrassen van Italië.

 

Dolcetto is een donkere wijndruif uit de Monferrato heuvels van Noordwest-Italië. Hij produceert zachte, fruitige wijnen met kleuren variërend van diep robijnrood tot paars.

Een typische Dolcetto wijn is intens en helder gekleurd en biedt donkere, zacht kruidige aroma’s met aardse ondertonen van amandelen – of walnoten in meer tanninerijke voorbeelden. Omdat de wijnen over het algemeen niet geschikt zijn om lang te bewaren, moeten ze binnen drie of vier jaar na de oogst worden geconsumeerd.

De wijnen worden vooral gekenmerkt door hun lage zuurgraad, waaraan het ras zijn naam dankt, die “kleine zoete” betekent. Wie een beetje Italiaans kent, zou verkeerdelijk kunnen denken dat Dolcetto wijnen zoet zijn. In feite zijn zoete Dolcetto wijnen een zeldzaamheid.

Vaak gezien als de derde rode wijn druif van Piemonte, is Dolcetto historisch gezien een soort van arme neef van Nebbiolo en Barbera. Als zodanig wordt deze aanpasbare, vroeg rijpende variëteit vaak verbannen naar koelere wijngaarden waar Nebbiolo in het bijzonder moeite zou hebben om te rijpen. Deze percelen bevinden zich vaak op grotere hoogten.

Gelukkig helpen deze koelere locaties ook om de zuurgraad van de druif te behouden en voortijdige rijping te voorkomen (de druif rijpt al enkele weken eerder dan de Nebbiolo). Dit kan een belangrijke balancerende factor zijn voor veel moderne versies van Dolcetto, afkomstig uit heel Piemonte.

Eind jaren negentig en in de jaren 2000 ontwikkelden veel van deze wijnen zich in de richting van een meer Nieuwe Wereld-stijl: intens rijk, fruitig, eiken en hoog in alcohol. De laatste jaren lijkt er echter een terugval te zijn naar een iets meer ingetogen stijl.

In tegenstelling tot zijn zuurgraad kan deze “zoete” druivensoort hetzelfde soort drogende, samentrekkende tannines leveren als Nebbiolo. Dit werkt niet in het voordeel van de Dolcetto; dergelijke tannines hebben jaren nodig om te polymeriseren en zachter te worden, waardoor een Dolcetto wijn, met zijn lage zuurgraad, zou verslechteren zodat hij niet meer te genieten is.

Het tanninegehalte kan worden verminderd door een korte, zachte gisting, waardoor overextractie wordt vermeden, maar dit gaat ten koste van de aromatische intensiteit. Dit verklaart mede waarom Dolcetto in termen van reputatie achterblijft bij Nebbiolo.

Zachte Dolcetto wijnen kunnen binnen enkele maanden na de oogst worden verkocht en geconsumeerd, en sommige appellations staan Novello versies toe die lijken op Beaujolais Nouveau. Deze stijl kan zeker niet worden bereikt met Nebbiolo. Op deze manier kan Dolcetto voor wat cashflow zorgen terwijl de Nebbiolo wijnen (of zelfs zwaardere op eikenhout gerijpte Dolcetto’s) in de kelder liggen te rijpen.

Piemonte heeft verschillende appellations die exclusief gewijd zijn aan de Dolcetto. De meest opvallende daarvan hebben de hoogste DOCG classificatie bereikt: Dogliani, (Dolcetto di) Diano d’Alba en  Dolcetto di Ovada Superiore.

Daarbij hebben Dolcetto wijnen hun eigen DOC status binnen verschillende grote subregio’s van Piemonte: Alba, Acqui en Asti. Een aantal andere Piemontese DOC’s staat de wijn toe in Rosso blends of zowel in blends als als cépagewijnen. Colli Tortonesi is een van de bekendere voorbeelden van de laatste, samen met de bredere Langhe, Monferrato en Piemonte DOC’s.

In totaal is Piemonte goed voor ongeveer 98 procent van het Italiaanse totaal van ongeveer 6.000 hectare (15.000 acres) aan Dolcetto. Niettemin is de druif toegelaten voor gebruik in diverse DOC’s en tientallen IGP’s in heel Italië (er zijn geen IGP’s in Piemonte). In Ligurië, de zuidelijke buur van Piemonte, wordt de druif Ormeasco genoemd, en wordt hij gebruikt voor de Ormeasco di Pornassio.