Italië is al sinds enkele jaren het grootste wijnproducerende land ter wereld. Niet alleen dat, Italië heeft ook het grootste aantal autochtone druivensoorten ter wereld. Naar schatting zouden er meer dan 2000 soorten druiven zijn. In deze reeks bekijken we de bekendste autochtone druivenrassen van Italië.

 

Nero d’Avola (ook bekend als Calabrese) is de belangrijkste en meest aangeplante druivensoort voor rode wijn op Sicilië. Op het eiland worden elk jaar enorme hoeveelheden Nero d’Avola geproduceerd, en dat al eeuwenlang. De donkere druif is van groot historisch belang voor Sicilië en ontleent zijn huidige naam aan de stad Avola aan de zuidoostkust van het eiland. Het gebied was een broeinest van handel en volksverhuizingen tijdens de Middeleeuwen en Nero d’Avola werd vaak gebruikt om kleur en body te geven aan mindere wijnen op het vasteland van Italië.

Vertaald betekent Nero d’Avola “Zwart van Avola”, een verwijzing naar de kenmerkende donkere kleur van de druif, maar over de precieze oorsprong van de druif wordt gediscussieerd. De regio Calabrië kan aanspraak maken op het ras via het synoniem Calabrese (wat “van Calabrië” betekent), hoewel deze term een afleiding kan zijn van Calaurisi, een oude naam voor iemand uit Avola.

Gedurende het grootste deel van de 20e eeuw werd Nero d’Avola gebruikt als een blending druif en verscheen de naam zeer zelden op wijnetiketten. Tegen het begin van de 21e eeuw is het lot van de druif echter aanzienlijk veranderd en nu wordt Nero d’Avola ook vaak als cépagewijn geproduceerd. Nero d’Avola wordt vaak vergeleken met Syrah omdat de druif van vergelijkbare groeicondities houdt (een warm mediterraan klimaat) en veel vergelijkbare kenmerken vertoont.

Afhankelijk van de productiemethode kan van Nero d’Avola een dichte en donkere wijn worden gemaakt die in eikenhouten vaten wordt bewaard en geschikt is om te rijpen, ofwel jonge en frisse wijnen. Jongere wijnen tonen pruimen en sappige, rood-fruit smaken, terwijl de meer complexe wijnen chocolade en donkere frambozen smaken bieden.

Nero d’Avola heeft doorgaans hoge tannines, gemiddelde zuren en een sterke body. Hij kan echter ook zeer zacht zijn als hij op grotere hoogte wordt geteeld, waar koelere temperaturen het alcoholgehalte beperken. De druif gedijt goed op het oostelijke deel van Sicilië en wordt momenteel getest in Australië en Californië. Vanwege zijn gulle kleur wordt Nero d’Avola soms als roséwijn geproduceerd.