De aanhoudende regen van de laatste dagen had ons weerhouden om nog een frisse neus te halen. Vanaf morgen was ons echter beterschap beloofd met zalige temperaturen en een azuurblauwe hemel. Ideaal om een uitstap te plannen, maar waar naartoe? Een artikel in het magazine Bell’Italia over de streek rond de vallei van de Anapo gaf ons de oplossing. Het plan was om komende van Frigintini een lus te maken en zo de dorpjes Buscemi, Monterosso Alma, Buccheri, Ferla, Cassaro en Sortino aan te doen.
Toen we donderdagmorgen vertrokken was het nog wat frisjes, hopelijk bracht de zon daar snel verandering in. We stuurden onze Alfa GT over de oude schilderachtige baan naar Ragusa om zo Monterosso Almo te bereiken. Na wat bochtenwerk dook in de verte de Duomo van Ragusa Ibla op, de huizen ernaast leken net op elkaar gestapelde legoblokjes.
Onze volgende stop werd het lago di Santa Rosalia, la diga zoals men het hier pleegt te noemen. Het is een kunstmatig aangelegd meer dat drinkwater verschaft aan mensen die op de boerenbuiten wonen.
We reden nu door het dorpje Giarratana, bekend van zijn grote zoete uien, om even later te belanden tussen de olijfgaarden waar de pluk volop aan de gang was.
Vandaar was het nog een paar km rijden naar ons eerste nog te ontdekken dorpje, maar eerst nog even de benen strekken. Ik zocht en vond een mooi plekje met uitzicht over de heuvels van de Monte Iblei.
Terug de auto in om het laatste stukje asfalt af te leggen richting Monterosso Almo. Het piepkleine dorpje, gelegen op een hoogte van 701 m., was alles wat ik ervan verwacht had. Een kerkplein met het onmisbare café waar enkel oude mannen zitten en een paar smalle straatjes om het idyllische plaatje af te maken.
Na een korte verkenning en een overheerlijke espresso reden we door naar Buccheri. Helaas was er onvoldoende tijd om echt een indruk van de borgo op te doen, het leverde een snel genomen foto en ritje door het centro op.
Volgende halte was Buscemi, ook wel il borgo museo genoemd. Je kan er onder andere een etno antropologisch parcours volgen waarbij je de ambachten van weleer ontdekt in hun oorspronkelijke habitat.
Rond de middag wilden we per se in Ferla toekomen omdat er volgens insiders een excellente trattoria te vinden was, I Quattro Canti. Het dorp zelf lag een 15-tal km verder en liep over steile kronkelende wegen die achter elke bocht wel weidse adembenemende panorama’s opleverden.
Aangekomen parkeerden we onze auto aan de trattoria waar reeds een aantal tafels bezet werden door werkmannen uit de buurt, wat altijd een goede barometer is om te weten of de keuken al dan niet deugt. Uit het menu kozen we de lamskoteletten en een typisch Siciliaans slaatje met venkel en sinaasappel overgoten met extra vergine olijfolie. Als afsluiter van deze succulente maaltijd lieten we ons verleiden met chocoladetaart, zacht en warm vanbinnen, overgoten met een vleugje crème van pistachenoten. Wie ooit naar Ferla gaat en een hongertje heeft, dit is ECHT een aanrader. De opgenomen calorieën dienden verbrand wat we deden door ruimschoots de tijd te nemen om Ferla te ontdekken, schattige steegjes en pleintjes waren er in overvloed.
Het begon stilaan rond de vieren te draaien, de uitgestippelde route afmaken voor het donker viel was een utopie. Waarom moest het hier ook zo mooi zijn!!!!